06/11/24

Het gezag van gewijsde & het éénjarigheidsbeginsel in fiscalibus - een moeilijk huwelijk, ook bij gewijzigde rechtsopvatt…

Het gezag van gewijsde maakt dat een definitieve rechterlijke uitspraak over een geschil doorwerkt naar de toekomst: in een geschil tussen dezelfde partijen met hetzelfde voorwerp en dezelfde oorzaak geldt de eerdere rechterlijke beslissing als een onweerlegbaar vermoeden.
De vraag stelt zich of dit gezag van gewijsde ook doorwerkt als de rechtsopvatting over de betrokken problematiek ondertussen grondig is gewijzigd. Het typevoorbeeld in dit verband is de rechtsopvatting over artikel 49 WIB92 en de aftrekbaarheidsvoorwaarden voor beroepskosten:

  • In een vorig tijdperk gold de causaliteitsvoorwaarde: een kost is aftrekbaar ingeval deze kost inherent is aan de maatschappelijke activiteit van de vennootschap zoals die blijkt uit haar maatschappelijke doel.
  • Sinds enige tijd is deze rechtsopvatting ingevolge rechtspraak van het Hof van Cassatie en het Grondwettelijk Hof grondig gewijzigd en maakt de intentionaliteitsvoorwaarde opgeld: een kost is aftrekbaar ingeval deze kost is gemaakt om belastbare inkomsten te generen of te behouden.

Vraag is of een definitieve rechterlijke uitspraak in een eerder geschil met de fiscale administratie over de aftrek van de vastgoedkosten van een vennootschap op basis van de causaliteitsvoorwaarde nog steeds doorwerkt tot op vandaag gelet de gewijzigde rechtsopvatting: voor de aftrek van beroepskosten geldt niet langer de causaliteitsvoorwaarde, wel de intentionaliteitsvoorwaarde.

Het gezag van gewijsde & het éénjarigheidsbeginsel: éénzelfde voorwerp?

Het gezag van gewijsde werkt blijkens de tekst van artikel 23 van het Gerechtelijk Wetboek enkel door tot hetgeen het voorwerp heeft uitgemaakt van de eerdere gerechtelijke uitspraak. Ingeval het latere geschil een ander voorwerp kent, werkt het gezag van gewijsde van de eerdere gerechtelijk uitspraak dan ook niet door.
Het voorwerp van een geschil is de concrete aanspraak die in dit geschil aanhangig wordt gemaakt. In fiscalibus is de concrete aanspraak doorgaans de vernietiging dan wel de ontheffing van de betrokken belastingschuld.
In fiscalibus is er echter het éénjarigheidsbeginsel die maakt dat de fiscale schuld ieder jaar opnieuw slechts ontstaat door het samentreffen van drie elementen: het voltrekken van het belastbaar feit, de belastingwet die dat feit omschrijft en de jaarlijkse financiewet die de Staat toelating verleent deze belastingwet toe te passen.
Dit éénjarigheidsbeginsel impliceert noch min noch meer dat ieder aanslagjaar in wezen andere belastingschulden met zich meebrengt, zelfs ingeval deze voortvloeien uit wetten die ook voor de vorige aanslagjaren golden maar waarvan de uitvoering jaarlijks herbevestigd dient te worden in het kader van de begrotingswet. Dit maakt dat het voorwerp van een geschil in fiscalibus – de betrokken belastingschuld- ieder jaar opnieuw wijzigt en het gezag van gewijsde in fiscalibus dan ook in principe niet kan doorwerken gelet op de letterlijke tekst van artikel 23 van het Gerechtelijk Wetboek.
Het Hof van Cassatie is evenwel in een ouder arrest van 28 maart 2003 op deze vraagstelling niet nader ingegaan. Gelet op de steeds sneller opvolgende evoluties, ook in de rechtspraak van het Hof van Cassatie, stelt zich de vraag of het Hof van Cassatie op vandaag nog steeds dezelfde houding zou aannemen.

Het gezag van gewijsde & het éénjarigheidsbeginsel bij gewijzigde rechtsopvattingen

Door de wet van 21 december 2018 werd artikel 23 van het Gerechtelijk Wetboek aangevuld met volgende zin:


“Het gezag van het rechterlijk gewijsde strekt zich evenwel niet uit tot de vordering die berust op zelfde oorzaak maar waarvan de rechter geen kennis kon nemen gelet op de rechtsgrond waarop die steunt”.


Door gewijzigde rechtsopvattingen doorheen de tijd kan het voorkomen dat de rechter voor de eerdere aanslagjaren geen kennis kon nemen van de rechtsgrond zoals deze rechtsgrond wetsconform dient gelezen te worden voor de latere aanslagjaren. Concreet voor de eerdere aanslagjaren kan het voorkomen dat de rechter door de latere gewijzigde rechtsopvattingen geen kennis kon nemen van artikel 49 WIB92 zoals deze dient gelezen te worden in het licht van de intentionaliteitsvoorwaarde. Het komt dan ook voor dat het gezag van rechterlijk gewijsde niet doorwerkt bij gewijzigde rechtsopvattingen. Ook het éénjarigheidsbeginsel in fiscalibus die maakt dat een belastingschuld ieder jaar opnieuw ontstaat overeenkomstig de voor dat jaar geldende wetsconform gelezen bepalingen, leidt tot hetzelfde besluit.

Het gezag van gewijsde & het gelijkheidsbeginsel

Ingeval een rechtsgrond (lees: artikel 49 WIB92) voor dezelfde aanslagjaren door de werking van het gezag van gewijsde een andere invulling krijgt bij belastingplichtigen die zich in dezelfde situatie bevinden doordat voor dezelfde aanslagjaren bij de ene belastingplichtigen de causaliteitsvoorwaarde wordt toegepast terwijl bij de andere belastingplichtige de intentionaliteitsvoorwaarde wordt toegepast, komt het voor dat het gezag van gewijsde het gelijkheidsbeginsel in samenhang met het éénjarigheidsbeginsel en het legaliteitsbeginsel schendt.

Conclusie

De werking van het gezag van gewijsde van definitieve rechterlijke uitspraken die maakt dat deze uitspraken doorwerken naar de toekomst, komt allerminst als vanzelfsprekend voor in fiscalibus gelet op het éénjarigheidsbeginsel. Dit geldt des te meer ingeval van gewijzigde rechtsopvattingen doorheen de tijd over de betrokken rechtsgrond mede in het licht van een wetswijziging in 2018.
Wordt ongetwijfeld vervolgd. We keep in touch!


dotted_texture