De beoordelingsmethode of -methodiek is de wijze waarop door de aanbestedende overheid, bij de evaluatie van de offertes, de beoordelingselementen vervat in de gunningscriteria, zoals vermeld in het bestek, worden toegepast op de offertes en worden vertaald in scores (in de brede zin van het woord).
De Raad van State oordeelde in het verleden m.b.t. een overheidsopdracht die de Europese drempelbedragen niet bereikte dat de beoordelingsmethodiek niet voorafgaand moest worden bekendgemaakt. Immers kon uit de Belgische wetgeving hiertoe geen verplichting worden afgeleid.
Door het Hof van Justitie werd in het arrest Lianakis geoordeeld dat alle elementen die door de aanbestedende overheid in aanmerking worden genomen ter bepaling van de economisch voordeligste offerte, alsook het relatieve gewicht van deze criteria voorafgaand moeten worden bekendgemaakt.
Wegingscoëfficiënten en subcriteria mogen dus niet achteraf worden vastgesteld. In het arrest Evropaïki Dynamiki werd door het Hof van Justitie bevestigd dat aanbestedende overheden een zekere vrijheid moet worden gelaten bij het uitoefenen van hun taak en hun wordt toegestaan, zonder de gunningscriteria uit het bestek te wijzigen, hun eigen werk en analyse van offertes te structureren. Deze Europese rechtspraak werd door de Raad in zijn rechtspraak betrokken.
In zijn arrest van 6 januari 2015 (nr. 229.723) herhaalt de Raad van State dat de Belgische en Europese regelgeving inzake overheidsopdrachten niet expliciet voorschrijft dat de beoordelingsmethodiek voorafgaand (lees: in het bestek) moet worden bekendgemaakt. Echter, zo meent de Raad, biedt de hoger vermelde rechtspraak van het Hof van Justitie (arresten Lianakis en Evropaïki Dynamiki) geen definitief antwoord op dit vraagstuk. Volgens de Raad is het hierbij geenszins aangetoond dat de redactie van artikel 53, lid 2 van Richtlijn 2004/18/EG (nu art. 67, lid 5 van Richtlijn 2014/24/EU) zo helder is, dat enige plicht tot voorafgaande bekendmaking met honderd procent zekerheid uit te sluiten is. Om deze reden acht de Raad het raadzaam het Hof van Justitie om verduidelijking te vragen.
Inzonderheid wordt het Hof gevraagd te bevestigen cq. te ontkennen dat er op grond van artikel 53, lid 2 Richtlijn 2004/18/EG, al dan niet samengenomen met de beginselen van gelijkheid en transparantie, een algemene rechtsplicht bestaat in hoofde van de aanbestedende overheid om i.g.v. offerteaanvraag de beoordelingsmethodiek, ongeacht het voorzienbaar karakter, de gangbaarheid of de draagwijdte van deze afwegingsregels, steeds vooraf vast te stellen (in de aankondiging of uiterlijk in het bestek). Bijkomend wordt het Hof gevraagd om aan geven of, voor zover dergelijke algemene verplichting ontbreekt, er gevallen zijn waarin een voorafgaande bekendmaking alsnog verplicht is, mede gelet op het gebrek aan voorzienbaar karakter of aan gangbaarheid van de gebruikte afwegingsregels cq. beoordelingsmethodiek.
De bal ligt aldus in het kamp van het Hof van Justitie. Alleszins kan nu reeds worden gesproken van een verschuiving in het denken van de Raad van State over deze potentiële verplichting. Aanbestedende overheden doen er derhalve goed aan nu reeds de eigen beoordelingsmethoden tegen het licht te houden en desgevallend, wanneer deze methode als weinig evident (minder gangbaar) naar voren komt, ze reeds uitdrukkelijk te vermelden in het bestek of gebeurlijk de aankondiging.