Sinds 1 januari 2016 dienen particuliere beleggers rekening te houden met de zogenaamde speculatietaks. De speculatietaks is een heffing van 33% op de meerwaarden die door natuurlijke personen (rijksinwoners en niet-rijksinwoners), buiten de uitoefening van hun beroepsactiviteit, worden gerealiseerd bij de overdracht ten bezwarende titel van beursgenoteerde aandelen en bepaalde afgeleide producten voor zover deze overdrachten minder dan 6 maanden na de aankoop ervan plaatsvinden.
De door de speculatietaks geviseerde effecten zijn beursgenoteerde aandelen, opties, warrants en beursgenoteerde instrumenten waarmee de belegger belegt in de evolutie van onderliggende beursgenoteerde aandelen. Deze nieuwe taks geldt voor de geviseerde effecten die ten bezwarende titel werden verkregen (doorgaans aangekocht) vanaf 1 januari 2016.
Voor de berekening van het bedrag van de gerealiseerde meerwaarde en de termijn van 6 maanden, wordt het “last in, first out” (LIFO) principe gehanteerd en dit op basis van de “globale” financiële situatie van de belegger en dus niet per rekening of per financiële tussenpersoon.
Wij schetsen dit graag aan de hand van een voorbeeld. Stel, U koopt op 4 januari 2016 10 beursgenoteerde aandelen X voor een prijs van 10 EUR/aandeel via uw Belgische effectenrekening. Op 8 maart 2016 koopt U nogmaals 10 aandelen X voor een prijs van 12 EUR/aandeel via uw Franse effectenrekening. Op 13 juli verkoopt U 5 aandelen X voor een totale prijs van 13 EUR/aandeel via uw Belgische rekening. De Belgische bank zal geen roerende voorheffing inhouden vermits de door de bank gekende termijn sinds de aankoop meer dan zes maanden bedraagt. Nochtans, is de gerealiseerde meerwaarde wel degelijk belastbaar onder de speculatietaks. Op basis van het LIFO-principe werd bij deze transactie een belastbare meerwaarde gerealiseerd van 5 EUR (abstractie gemaakt van de eventueel betaalde beurstaks die in mindering mag worden gebracht) daar de belegger wordt geacht de in maart aangekochte aandelen X te hebben vervreemd (en zodus binnen de termijn van zes maanden). Bij gebreke aan inhouding van roerende voorheffing, zal de belegger deze meerwaarde dienen op te nemen in zijn aangifte personenbelasting (of belasting niet-inwoner) in het aanslagjaar 2017. M.a.w. de niet-inhouding van de roerende voorheffing in dit voorbeeld, betekent niet dat er in hoofde van de belegger geen aangifteplicht meer is.
Anderzijds, betekent de inhouding van de roerende voorheffing door een in België gevestigd tussenpersoon evenmin dat de belegger geen verdere stappen zou moeten ondernemen. Zo zal de tussenpersoon die de aankoopprijs niet kent, in principe de roerende voorheffing inhouden op de volledige verkoopprijs. Het teveel betaalde bedrag dient dan terug gevorderd te worden middels een bezwaarprocedure roerende voorheffing.
Bovendien kan men zich ook situaties inbeelden waarbij het ingehouden bedrag te laag is, bijvoorbeeld wanneer dit werd berekend aan de hand van de waarde van aandelen die niet de
laatst aangekochte zijn (dewelke zich mogelijks op een andere, al dan niet in België aangehouden, effectenrekening bevinden, zoals in het voorbeeld hierboven geschetst).
Indien U enkel belegt via een in het buitenland gevestigde tussenpersoon, is deze uiteraard niet verplicht om roerende voorheffing in te houden. In dat geval dient de belegger de geviseerde meerwaarden, gerealiseerd in 2016, zelf op te nemen in zijn aangifte in de personenbelasting (of aangifte belasting niet-inwoners) in het aanslagjaar 2017. Dit betekent dat de belegger zélf dient te beoordelen of de transactie een door de speculatietaks geviseerde transactie is en met welk bedrag aan meerwaarden hij rekening moet houden. De belegger moet dus het betrokken financieel effect analyseren en hij dient te beschikken over een gedetailleerd overzicht van de (verschillende) aan-en verkoopdata, samen met de aan-en verkoopprijzen. Het is niet ondenkbaar dat de belegger niet over deze informatie beschikt, of dat deze informatie bemachtigen geen eenvoudige opdracht zal blijken te zijn.
Indien de belegger nalaat de door hem gerealiseerde belastbare meerwaarden op te nemen in zijn aangifte (in de personenbelasting of belasting niet-inwoners), zijn de gebruikelijke sancties van een niet-wetsconforme aangifte van toepassing.
Dit alles toont aan dat de beoordeling of en waarop speculatietaks verschuldigd is, geen evidente oefening is die bovendien omvangrijke financiële informatie vereist en een goed begrip van de gevolgen van de ingevoerde wetgeving op zijn wereldwijde beleggingen.
Bijgevolg zal voor veel beleggers de aangifte voor aanslagjaar 2016 nog relatief eenvoudig zijn, in vergelijking met de aangifte voor aanslagjaar 2017. Dit geldt a fortiori voor beleggers die hun beleggingsportefeuille verspreiden over verschillende rekeningen, al dan niet in België aangehouden. Want zelfs indien enkel op Belgische rekeningen wordt belegd, dan nog bevrijdt de ingehouden roerende voorheffing de belegger niet altijd van een aangifteplicht.
Een gewaarschuwd belegger is er dus twee waard…