23/06/17

Strafrechtelijke aansprakelijkheid van vennootschappen en leidinggevenden – de lege lata, de lege ferenda

De strafrechtelijke aansprakelijkheid voor misdrijven gepleegd in het kader van een rechtspersoon is een klassiek thema uit het ondernemingsstrafrecht.

In een uitvoerige bijdrage in het Tijdschrift voor Strafrecht, bespreekt Hans Van Bavel vooreerst de toerekening van binnen een rechtspersoon gepleegde feiten aan bestuurders en leidinggevenden. Vóór de invoering van art. 5 Sw. bestond bij een aantal auteurs de indruk dat de onmogelijkheid om rechtspersonen strafbaar te stellen, er in de praktijk toe leidde dat de pijlen van het strafrecht soms teveel gericht werden op kaderleden en bestuurders van vennootschappen. De strafuitsluitende verschoningsgrond van art. 5 tweede lid Sw. werd nochtans ingevoerd om terug te komen op bepaalde rechtspraak die misdrijven in hoofde van leidinggevende personen binnen de rechtspersoon bewezen achtte louter op basis van de positie van de betrokkene. De praktijk leert dat de situatie van leidinggevenden op dit punt niet is veranderd, laat staan verbeterd. De regel blijft nochtans dat de strafrechter ook bij natuurlijke personen de persoonlijke daad moet vaststellen waaruit hij de deelname van de beklaagde, als dader of mededader, aan het misdrijf afleidt en dat hij de feitelijke omstandigheden moet vermelden waaruit blijkt dat de rechtspersoon gehandeld heeft door de tussenkomst van de beklaagde.

In de tekst wordt uiteraard eveneens ingegaan op de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de rechtspersoon/vennootschap zelf. Daarbij wordt verwezen naar heel wat, vaak recente, rechtspraak, vooral m.b.t. de toerekening van misdrijven aan de rechtspersoon. Ook de cumul en de verdeling van de aansprakelijkheden tussen natuurlijke personen en de vennootschap, de strafbare deelneming en de delegatie van verantwoordelijkheden komen aan bod.


Schuldbestanddeel van het misdrijf

Het schuldbestanddeel van het misdrijf, met als ondergrens de onachtzaamheid, kan de grens vormen tussen het strafrecht en andere sanctieregimes. Paradoxaal genoeg vereist de rechtspraak doorgaans wel de vaststelling van een eigen schuldpatroon in hoofde van de rechtspersoon, maar wordt dat vaak niet vereist voor natuurlijke personen. In de bijdrage wordt ervoor gepleit om dit subjectief delictsbestanddeel, waarvan de onachtzaamheid de ondergrens vormt, terug de plaats te geven die het verdient als een volwaardig constitutief bestanddeel van het misdrijf.

De lege ferenda – een vooruitblik

Tot slot wordt in de bijdrage vooruitgeblikt naar wat het voorstel van voorontwerp van boek I van het strafwetboek zou kunnen veranderen aan de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van vennootschappen en hun leidinggevenden. Wat vaststaat, is dat in het nieuwe Strafwetboek de strafuitsluitende verschoningsgrond van artikel 5, tweede lid Sw. zal worden geschrapt. En aangezien het de bedoeling is om het sanctiepakket van het Strafwetboek te diversifiëren en de strafrechter meer flexibiliteit te geven, kan worden verwacht dat ook aan het straffenarsenaal dat aan de rechtspersoon kan worden opgelegd, zal worden gesleuteld.

Meer informatie: VAN BAVEL, H., De strafrechtelijke aansprakelijkheid van vennootschappen en leidinggevenden. De lege lata, de lege ferenda, Tijdschrift voor Strafrecht 2017, afl. 1

dotted_texture