In een arrest van 12 juni 2019 herinnert het Arbeidshof van Bergen eraan dat “loon” de tegenprestatie is voor de verrichte arbeid.
Indien er geen werk wordt verricht, is de werkgever niet (langer) verplicht om het loon te betalen. Hij kan dan, in voorkomend geval, het ten onrechte aan de werknemer betaalde loon terugvorderen.
De feiten
Het voertuig van een handelsvertegenwoordiger is uitgerust met een geolokalisatiesysteem (“track and trace”) waardoor, in overeenstemming met het arbeidsreglement, zijn ritten en werkuren geregistreerd worden. Het systeem registreert het tijdstip van aankomst bij de eerste klant en het tijdstip van vertrek bij de laatste klant, die telkens het begin en het einde van zijn werkdag zijn.
Na een sterke daling van de cijfers van de handelsvertegenwoordiger controleert de werkgever de rapporten van het geolokalisatiesysteem en zijn dagelijkse rapportering.
Uit het onderzoek blijkt dat de werknemer:
- minder dan de helft van zijn normale werkuren werkt;
- zijn dagelijkse rapporten vervalst met valse klantbezoeken.
Na een eerste waarschuwing stelt de werkgever vast dat dit gedrag aanhoudt. De handelsvertegenwoordiger wordt ontslagen om dringende reden.
De werknemer betwist zijn ontslag en vordert een opzeggingsvergoeding.
De werkgever stelt een tegenvordering in tot de terugbetaling van de helft van het loon dat hij de laatste zes maanden ten onrechte aan de werknemer heeft betaald.
Beslissing van het Arbeidshof
Het Arbeidshof van Bergen bevestigt de dringende reden en willigt bovendien het verzoek tot de terugbetaling van loon van de werkgever in. Met betrekking tot deze tegenvordering buigt het Hof zich specifiek over het begrip “loon” en de verjaringstermijn van een dergelijke vordering.
Wat het loonbegrip betreft, verwijst het Arbeidshof naar de definitie die volgt uit de vaste rechtspraak van het Hof van Cassatie: “iedere vergoeding die aan werknemers wordt betaald al tegenprestatie voor de arbeid die in het kader van de arbeidsovereenkomst wordt verricht” (zie Sotra news van 25 september 2019). Het Arbeidshof leidt hieruit af dat de werkgever niet verplicht is om loon te betalen indien geen arbeid wordt verricht.
Indien de handelsvertegenwoordiger dus niet voltijds heeft gewerkt, kan de werkgever het loon dat overeenkomt met de niet-gepresteerde uren terugvorderen.
Met betrekking tot de verjaringstermijn stelt het Hof vast dat :
- de betaling van een vergoeding zonder tegenprestatie voor verrichte arbeid onverschuldigd is, aangezien er geen oorzaak is;
- de tegenvordering van de werkgever gebaseerd is op de artikelen 1235, 1236 en 1376 tot 1381 van het Burgerlijk Wetboek.
Het Arbeidshof leidt hieruit af dat de vordering van de werkgever tot terugbetaling niet voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst. Een dergelijke rechtsvordering is dus niet onderworpen aan de verjaringstermijn van één jaar (artikel 15 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten).
Bijgevolg is de 10-jarige verjaringstermijn voor persoonlijke rechtsvorderingen (artikel 2262bis, §1 BW) van toepassing.
Te onthouden?
Wanneer de werknemer minder dan zijn normale arbeidstijd werkt, heeft de werkgever recht op terugbetaling van het ten onrechte betaalde voltijdse loon.
De verjaringstermijn van de rechtsvordering van de werkgever bedraagt in dat geval 10 jaar.
Bron: Arbh. Bergen, 12 juni 2019, A.R. nr. 2017/AM/3, J.T.T., 2019/29, nr. 1353, p. 495.