In het kader van de coronacrisis voorzien veel werkgevers in de betaling van een aanvulling om tijdelijk werkloze werknemers te compenseren voor loonverlies.
De RSZ heeft zopas in haar “Instructies” de voorwaarden gepreciseerd waaronder een dergelijke aanvulling vrijgesteld is van sociale zekerheidsbijdragen.
In principe is deze aanvulling vrijgesteld van sociale zekerheidsbijdragen als aanvulling op een wettelijk voordeel van de sociale zekerheid, met name een werkloosheidsuitkering.
In haar “Instructies” over de coronacrisis stelde de RSZ echter dat, om vrijgesteld te zijn van sociale zekerheidsbijdragen, het bedrag van de door de werkgever betaalde aanvulling niet tot gevolg mag hebben dat de werknemer “netto” meer zou ontvangen dan wanneer hij daadwerkelijk gewerkt had.
In dit verband heeft de RSZ net verduidelijkt dat, voor de berekening van de aanvulling, met “netto” het “bruto belastbaar bedrag” wordt bedoeld, d.w.z. het brutobedrag na aftrek van de 13,07% werknemersbijdragen (indien van toepassing), maar vóór aftrek van de bedrijfsvoorheffing.
Concreet moet dus worden nagegaan of het belastbaar inkomen van de werknemer tijdens de periode van tijdelijke werkloosheid (bestaande uit de door de RVA betaalde werkloosheidsuitkering, de eventuele aanvullingen die door de RVA of een Fonds voor bestaanszekerheid worden betaald en de door de werkgever betaalde aanvulling) op maandbasis niet hoger is dan zijn laatste belastbaar bruto maandloon (d.w.z. zijn bruto maandloon verminderd met de persoonlijke sociale zekerheidsbijdragen).
De RSZ preciseert ook dat er rekening moet worden gehouden met het loon waarop sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd zijn. Voordelen, zoals maaltijdcheques, kunnen dus niet in aanmerking worden genomen bij de berekening van de aanvulling. Bovendien dient er, indien de werknemer een variabel loon heeft ontvangen, rekening gehouden te worden met het gemiddelde loon van de voorbije maanden.
De RSZ wijst er eveneens op dat de werkgever alle werknemers van dezelfde categorie gelijk moet behandelen, maar dat dit kan gebeuren door een bepaald percentage van het belastbaar brutoloon te compenseren of door elke werknemer een forfaitair bedrag te betalen (zonder het laatste belastbaar bruto maandloon te overschrijden).
Ten slotte preciseert de RSZ dat indien de berekende aanvullingen voor de maand maart te hoog zijn, de werkgever dit mag compenseren door het bedrag van de aanvullingen voor de volgende maanden te verlagen (ook rekening houdend met het feit dat de definitieve bedragen van de werkloosheidsuitkering nog niet bekend zijn).
Noteer dat de RSZ sociale zekerheidsbijdragen kan vorderen op het totaal bedrag van de aanvullingen die door de werkgever worden toegekend indien bovenvermelde grenzen niet worden nageleefd.
Actiepunt
Ga na of de berekening van de aanvullingen bij uitkeringen voor tijdelijke werkloosheid in overeenstemming is met de RSZ-richtlijnen en pas deze zo nodig aan voor de volgende maanden.