Na vernietiging ervan door het Grondwettelijk Hof in 2020 werd vanaf 1 januari 2021 een nieuwe regeling van verenigingswerk ingevoerd.
Het verenigingswerk
Het verenigingswerk heeft betrekking op welbepaalde activiteiten ten behoeve van anderen en de samenleving. Zij gebeurt niet kosteloos, maar tegen een beperkte vergoeding. Deze vergoeding is onder bepaalde voorwaarden op sociaal en fiscaal vlak vrijgesteld.
De wet inzake verenigingswerk trad na vele debatten in juli 2018 in werking. Vooral sportclubs maken gebruik van deze regeling.
Terugblik op de wettelijke ontwikkelingen
Op 23 april 2020 vernietigde het Grondwettelijk Hof de wet op het verenigingswerk. De bal lag in het kamp van de politiek die vóór 2021 moest nadenken over een nieuwe versie van de maatregel of de definitieve stopzetting ervan.
Op 8 juli werd een Wetsvoorstel betreffende het verenigingswerk neergelegd.
Het wetsvoorstel heeft een negatief advies gekregen van zowel de Raad van State als van de Nationale Arbeidsraad. Luidens deze adviezen is men ofwel een vrijwilliger, ofwel een werknemer, ofwel een zelfstandige. Tussen deze statuten zijn geen mengvormen mogelijk.
Op 15 december 2020 werd een nieuw wetsvoorstel ingediend.
De wet van 24 december 2020 betreffende het verenigingswerk werd op 31 december 2020 gepubliceerd.
Welke wijzigingen stelt de wet voor?
De drie belangrijkste opmerkingen van het Grondwettelijk Hof over de wet betreffende het verenigingswerk betreffen de volgende punten:
- het is niet verantwoord dat de wetgeving inzake arbeidsovereenkomsten, arbeidsduur en sociale zekerheid niet van toepassing is op verenigingswerkers;
- het verschil in behandeling inzake sociale en fiscale vrijstelling voor dezelfde activiteiten is niet gerechtvaardigd;
- De doelstelling van de maatregel, met name zwartwerk vermijden, is niet gewaarborgd en biedt geen verantwoording voor het feit dat de ontvangen vergoedingen volledig worden vrijgesteld van sociale zekerheid en belastingen.
De wet van 24 december 2020 houdt rekening met deze opmerkingen.
Wie is de verenigingswerker?
Volgens de nieuwe wet moet de verenigingswerker minstens 18 jaar oud zijn op het moment waarop de verenigingsactiviteit wordt verricht.
Alleen de volgende personen mogen prestaties verrichten in het kader van verenigingswerk:
- loontrekkende werknemers (minstens 1 dag in T-3),
- zelfstandigen in hoofdberoep (T-3),
- gepensioneerden (T-2),
Men kan in dezelfde organisatie geen vrijwilliger en verenigingswerker zijn voor dezelfde activiteit. Dit is wel mogelijk voor een andere activiteit in dezelfde organisatie maar dan mag men voor de activiteit als vrijwilliger enkel kostenvergoedingen ontvangen op basis van werkelijk gemaakte kosten.
Welke activiteiten?
De lijst van toegestane activiteiten wordt sterk verminderd. Alleen de volgende activiteiten kunnen nog in het kader van het verenigingswerk worden uitgeoefend:
- animator, leider, monitor of coördinator die sportinitiatie en/of sportactiviteiten verstrekt;
- sporttrainer, sportlesgever, sportcoach, jeugdsportcoördinator, sportscheidsrechter, jurylid, steward, terreinverzorger-materiaalmeester, seingever bij sportwedstrijden;
- conciërge van sportinfrastructuur;
- hulp en ondersteuning bieden op occasionele of kleinschalige basis op het vlak van het administratief beheer, het bestuur, het ordenen van archieven of het opnemen van een logistieke verantwoordelijkheid bij activiteiten in de sportsector;
- hulp bieden op occasionele of kleinschalige basis bij het opstellen van nieuwsbrieven en andere publicaties (zoals websites) in de sportsector;
- verstrekker van opleidingen, lezingen, en presentaties in de sportsector.
Kortom, de nieuwe wet is vooral gunstig voor sportclubs.
Vanaf wanneer is het mogelijk een aangifte te doen?
De onlinedienst wordt begin februari beschikbaar op de website www.verenigingswerk.be. Activiteiten die hebben plaatsgevonden voor de onlinedienst beschikbaar werd, moeten met terugwerkende kracht worden aangegeven.
Overeenkomst van verenigingswerk?
Uiterlijk op het ogenblik van de effectieve aanvang van het verenigingswerk sluiten de verenigingswerker en de organisatie of vereniging een schriftelijke overeenkomst. Zo niet kan de persoon die deze activiteit verricht niet worden beschouwd als verenigingswerker
De overeenkomst moet de duur (maximum 1 jaar) vermelden en de partijen moeten het in het koninklijk besluit vastgelegde model gebruiken
Twee zaken moeten worden opgemerkt. Ten eerste is het niet meer mogelijk om meer dan 3 opeenvolgende associatieve overeenkomsten per jaar af te sluiten. Voor bepaalde activiteiten kan echter bij koninklijk besluit een uitzondering worden gemaakt op deze regel.
Ten tweede komen de partijen een vast of variabel werkrooster overeen. Het variabel verenigingswerkrooster wordt ten minste vijf kalenderdagen vóór iedere prestatie schriftelijk meegedeeld aan de verenigingswerker.
Op www.verenigingswerk.be kan u al een model van overeenkomst verenigingswerk terugvinden ook al is het nog niet gepubliceerd in het Belgische staatsblad.
Vergoeding?
De kritiek van het Grondwettelijk Hof is vooral gericht op de vergoeding die de verenigingswerker ontvangt en op de sociale en fiscale behandeling van deze vergoeding. Het stelsel van verenigingswerk dat tot 31 december 2020 van kracht was, voorzag namelijk dat deze vergoeding, onder bepaalde voorwaarden, vrijgesteld was van sociale zekerheidsbijdragen en bedrijfsvoorheffing.
De nieuwe wet biedt een oplossing.
Ter herinnering, de partijen zijn vrij om de hoogte van de vergoeding vast te stellen, maar deze vergoeding mag niet hoger zijn dan 532,50 EUR (2021) per maand, noch hoger dan 6390 EUR (2021) per jaar. Dit bedrag dekt zowel de vergoeding voor de verrichte prestaties als de onkosten- of reiskostenvergoeding.
De nieuwe wet voorziet ook de volgende bepalingen:
- de vergoeding bedraagt ten minste 3,57 euro per uur (= niet geïndexeerde bedrag gekoppeld aan de spilindex. Actueel 5 euro per uur);
- de organisatie moet een solidariteitsbijdrage van 10% op de vergoeding betalen,
- de werknemer moet een belasting van 10% op de vergoeding betalen.
Hoe deze sociale en fiscale belasting zal geheven worden weten we nog niet. Van zodra wij meer info hierover hebben zullen we u hierover informeren.
De aangifte en betaling van de solidariteitsbijdrage van 10 % zal niet via het DIMONA en DMFA circuit gebeuren. Dit zal gebeuren via een tool volgens onze informatie in februari beschikbaar op www.verenigingswerk.be. De door de vereniging verschuldigde solidariteitsbijdrage zal na afloop van elk trimester berekend en gefactureerd worden door de RSZ op basis van de prestaties en vergoedingen ingegeven in die tool. Wat betreft de fiscale belasting, zal er geen BV ingehouden worden op de vergoeding van de verenigingswerker. Laatste info is dat op het einde van het jaar zal de organisatie wel een fiscale fiche moeten opmaken met daarin de toegekende vergoedingen zodat de verenigingswerker de vergoedingen kan aangeven in zijn belastingaangifte en zo de 10% belasting erop te betalen.
Volume van de prestaties, rustpauze en onderbreking tussen twee prestaties?
Om de werknemers nog beter te beschermen stelt de nieuwe wetgeving enkele grenzen vast:
- De verenigingswerker kan maandelijks gemiddeld maximum 50 uren verenigingswerk verrichten. De gemiddelde maandelijkse duur van het verenigingswerk wordt beoordeeld per kwartaal.
- Wanneer de duur van het verenigingswerk zes opeenvolgende uren overschrijdt, wordt aan de verenigingswerker een rustpauze van ten minste vijftien minuten toegekend.
- Tussen twee prestaties verricht die gelegen zijn op verschillende kalenderdagen, heeft de verenigingswerker recht op ten minste elf opeenvolgende uren rust.
- Elk tijdvak van zeven dagen moet ook een minimale rusttijd van 24 opeenvolgende uren bevatten waarin de verenigingswerker geen verenigingswerk uitvoert.
Schorsing van de uitvoering van de overeenkomst verenigingswerk?
De uitvoering van de overeenkomst inzake verenigingswerk wordt geschorst:
- in geval van tijdelijke overmacht;
- tijdens de periode van zeven dagen die de vermoedelijke bevallingsdatum voorafgaat en in de negen weken die in principe beginnen te lopen op de dag van de bevalling;
- tijdens de periode waarin het verenigingswerk niet nuttig kan worden uitgevoerd wegens ziekte of ongeval;
- tijdens de periode waarin het verenigingswerk niet nuttig kan worden uitgevoerd, ingevolge de toepassing van een geldend reglement of analoge regelgeving uitgevaardigd door de overheid, de bevoegde organisatie of een organiserende derde;
- ingevolge onvoorziene bijzondere omstandigheden.
Tijdens de periode van schorsing van de overeenkomst inzake verenigingswerk kan de betrokken verenigingswerker geen aanspraak maken op enige vergoeding.
Einde van de overeenkomst
De overeenkomst kan een einde nemen door :
- afloop van de overeengekomen duur ;
- het overlijden van de verenigingswerker of de stopzetting van de activiteiten van de organisatie ;
- overmacht ;
- de wil van de partijen.
In het laatste geval moeten de partijen bepaalde formaliteiten naleven:
- de kennisgeving van een opzeggingstermijn
- via aangetekende brief of deurwaardersexploot
- met de vermelding van het begin en de duur van de opzeggingstermijn.
De opzeggingstermijn wordt vastgesteld op:
- ten minste zeven kalenderdagen indien de overeenkomst inzake verenigingswerk is gesloten voor een duur van minder dan zes maanden;
- ten minste veertien kalenderdagen indien de overeenkomst inzake verengingswerk is gesloten voor een duur van zes maanden tot één jaar.
Indien de overeenkomst wordt beëindigd zonder dringende reden noch opzegging dan moet een opzeggingsvergoeding betaald worden :
- 1/48e van 6390 € (2021) indien de overeenkomst inzake verenigingswerk is gesloten voor een duur van minder dan 6 maanden;
- 1/24e van 6390 € (2021) indien de overeenkomst inzake verengingswerk is gesloten voor een duur van 6 maanden tot één jaar.
Elke partij kan ook de overeenkomst inzake verengingswerk zonder opzegging of vóór het verstrijken van de overeengekomen duur beëindigen om een dringende reden.
Inwerkingtreding en geldigheidsduur
De wet van 24 december bepaalt dat deze regels van toepassing zijn vanaf 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021. Het voorziet ook in een evaluatie van deze nieuwe versie van het verenigingswerk aan het einde van 2021.
De wet betreffende het verenigingswerk werd op 31 december 2020 in het Belgische staatsblad gepubliceerd.
Bronnen:
Grondwettelijk Hof, 23 april 2020, nr. 53/2020.
Wetsvoorstel betreffende het verenigingswerk (Doc. 55 1433/009).
Wet van 24 december 2020 betreffende het verenigingswerk, BS, 31 december 2020.
Van ISLAMI Lindiana - Legal advisor, op 25 januari 2021