Tussen 1 januari 2010 en 30 september 2010 kan een arbeider die wordt ontslagen met een opzeg-gingstermijn of een opzeggingsvergoeding aanspraak maken op een forfaitaire crisispremie van 1.666 EUR.
De crisispremie komt deels ten laste van de werkgever (2/3) en deels ten laste van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening (1/3).
De werkgever kan echter vrijgesteld worden van het betalen van zijn deel van de forfaitaire crisis-premie wanneer de arbeider in 2010 ofwel voorwerp was van een crisismaatregel voor arbeiders (crisis-arbeidsduurvermindering of crisistijdskrediet), ofwel een schorsing heeft gekend wegens economische werkloosheid (4 weken wanneer de arbeider minder dan 20 jaar anciënniteit heeft; 8 weken wanneer de arbeider meer dan 20 jaar anciënniteit heeft).
Indien werd voldaan aan één van bovenstaande voorwaarden, wordt de crisispremie integraal be-taald door de RVA.
Ook indien de werkgever minder dan 10 werknemers in dienst heeft en in economische moeilijkhe-den verkeert, kan een afwijking worden gevraagd voor de betaling van de premie. Indien deze wordt toegestaan, staat de RVA in voor integrale betaling van de crisispremie.
De werkgever dient er wel voor op te letten dat het ontslag betekend wordt hetzij per aangetekend schrijven, hetzij per gerechtsdeurwaardersexploot. Indien deze formaliteiten niet worden gerespec-teerd, dient de werkgever immers in te staan voor volledige betaling van de forfaitaire crisispremie (zonder tussenkomst van de RVA).
De arbeider die aanspraak kan maken op de premie dient hiertoe een aanvraag in te dienen aan de hand van een -bijlage - C4 - crisispremie‖. Deze aanvraag dient binnen 6 maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst te worden ingediend. De uitbetaling van de premie geschiedt uiterlijk binnen een maand, te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op het tijdstip waarop de beslissing tot toekenning van de premie werd medegedeeld.
Belangrijk is dat de premie is uitgesloten van het loonbegrip, zowel in sociale als fiscale zin, zodat het om een netto premie gaat.