In wezen zijn er drie mogelijke fiscale scenario’s denkbaar in hoofde van natuurlijke personen.
Ten eerste valt het niet uit te sluiten dat de inkomsten kwalificeren als beroepsinkomsten. In voorkomend worden deze inkomsten (grotendeels bestaande uit meerwaarden), in de regel onderworpen aan de progressieve belastingtarieven. Ten tweede is het ook mogelijk dat de inkomsten (opnieuw grotendeels bestaande uit meerwaarden) kwalificeren als diverse inkomsten die belastbaar zijn aan een tarief van 33%. Hierbij zal dan wel vereist zijn dat er sprake is van enige prestatie, verrichting of (inzonderheid) speculatie, daaronder niet begrepen normale verrichtingen van beheer van een privévermogen bestaande uit portefeuillewaarden. Wat men al dan niet als ‘normaal’ beschouwt, wordt daarbij afgemeten aan het “goede huisvader”-begrip. Ten derde is het ook mogelijk dat de inkomsten vrijgesteld zijn van belasting. Dit sluit aan op hetgeen hiervoor werd gesteld, met name dat inkomsten uit “normale verrichtingen van beheer van een privévermogen” niet kwalificeren als belastbare diverse inkomsten.
Indien men rechtszekerheid wenst te verkrijgen omtrent de fiscale behandeling van de meerwaarde(n) gerealiseerd bij de verkoop of omzetting van cryptocurrencies kan hierover voorafgaand een ruling (of voorafgaande beslissing) worden aangevraagd bij de Dienst Voorafgaande Beslissingen (DVB). Een aanvraag wordt niet beschouwd als ‘voorafgaand’ indien zij betrekking heeft op inkomsten die reeds aangegeven moesten zijn.[1]
De eerste voorafgaande beslissing die omtrent deze problematiek werd gepubliceerd betrof een student die een IT-opleiding volgde en binnen het kader van deze opleiding een specifieke softwaretoepassing had ontwikkeld voor de automatische aan- en verkoop van bitcoins. Met behulp van deze softwaretoepassing had de student een meerwaarde gerealiseerd op bitcoins.
De motivering van de voorafgaande beslissing is uiterst summier. Naar het oordeel van de DVB kan de gerealiseerde meerwaarde niet worden beschouwd als een beroepsinkomen, inzonderheid omwille van het feit de door de student ontwikkelde applicatie kaderde binnen diens hobby en studiedomein en omdat de middelen die werden gebruikt om de applicatie te laten werken beperkt en weinig georganiseerd waren. Evenwel oordeelde de DVB wel dat de verrichting een speculatief karakter had waardoor de meerwaarde die door de belastingplichtige werd gerealiseerd belastbaar zou zijn als divers inkomen.
In een navolgende voorafgaande beslissing, besproken in het recent verschenen jaarverslag van de DVB, werd andermaal geoordeeld dat de meerwaarden op cryptocurrencies in het onderzochte geval kwalificeerden als diverse inkomsten. De DVB verwijst hierbij ook naar diverse persberichten van de diverse financiële toezichthouders waarin zij het publiek hebben gewaarschuwd voor het inherente risico verbonden aan virtuele munten, aangezien een centraal controleorgaan, en aldus elk prudentieel toezicht, ontbreekt.[2] Dit risico volgt eveneens uit het feit dat de bescherming van de overheid tot 100.000 EUR niet van toepassing is op virtueel geld.
In haar nieuwsbrief heeft de DVB meer in het algemeen verduidelijkt dat beleggingen in virtuele munten naar haar oordeel doorgaans een speculatief karakter hebben en de inkomsten uit die beleggingen bijgevolg veelal diverse inkomsten vormen (of beroepsinkomsten wanneer de inkomsten gerealiseerd zijn in het kader van een beroepswerkzaamheid). Niettemin wordt benadrukt dat elke rulingaanvraag steeds geval per geval zal worden beoordeeld.
Deze week heeft de DVB nu ook een vragenlijst verspreid, op basis waarvan zij met kennis van zaken geval per geval zal oordelen over het toepasselijke taxatieregime (en dus ook over de eventuele niet-belastbaarheid). De aard van de vragen ligt – logischerwijze – in lijn met de vragen die meer in het algemeen kunnen worden gesteld bij de beoordeling of een bepaalde inkomen moet worden beschouwd als een beroeps-, een divers of een vrijgesteld inkomen en is bijgevolg weinig spectaculair. De vragen hebben dan ook betrekking op de klassieke criteria, zoals de oorsprong en de omvang van de geïnvesteerde middelen, het al dan niet actief of passief gedrag van de investeerder, diens opleiding en ervaring en de beleggingstermijn. Het blijft evenwel onduidelijk welke gewicht door de DVB aan de verschillende criteria zal worden toegekend en welke antwoorden nu juist de doorslag zullen geven om bepaalde inkomsten te belasten (als beroeps- of diverse inkomsten) of vrij te stellen. Inmiddels mochten wij van de rulingdienst wel begrijpen dat vooral gekeken zal worden naar het aantal verrichtingen en de omvang van het geïnvesteerde bedrag in verhouding tot het totaal roerend vermogen. Uit deze ontwikkelingen kan dus in ieder geval worden afgeleid dat de DVB akkoord zal kunnen gaan met de stelling dat een passieve investering op lange termijn met een eerder beperkt gedeelte van het totale (roerend) vermogen geen aanleiding kan geven tot belastbare inkomsten. Voor de meer actieve beleggers blijft een grondige analyse evenwel vereist.
Indien u een analyse wenst van uw concrete situatie teneinde meer duidelijkheid te verkrijgen omtrent de fiscale behandeling van uw cryptocurrencies kunt u ons uiteraard steeds contacteren.
Mark Delanote (advocaat-vennoot, docent UGent)
Pieterjan Smeyers (advocaat)
[1] Concreet betekent dit bv. dat op vandaag geen ruling meer kan worden gevraagd m.b.t. verkopen of omzettingen van cryptomunten die werden gerealiseerd in 2016 of eerder, aangezien de betreffende inkomsten reeds in de aangifte in de personenbelasting m.b.t. het aanslagjaar 2017 moesten worden opgenomen.
[2] Ook de Cel voor Financiële Informatieverwerking (CFI) waarschuwde reeds voor de handel (zie http://www.ctif-cfi.be/website/index.php?option=com_content&view=article&id=229&catid=35&Itemid=145&lang=nl).