Naast meerderjarige voetballers krijgen vandaag de dag ook steeds meer minderjarige voetbalspelers grote media – aandacht met tot de verbeelding sprekende transfers en lucratieve contracten.
De juridische positie van minderjarige voetbalspelers verdient hierin de nodige aandacht en blijkt in de praktijk niet altijd even eenvoudig te omlijnen.
De minderjarige voetbalspeler staat totdat hij meerderjarig is onder het ouderlijk gezag van zijn ouders.
De minderjarige voetbalspeler (die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt) kan een arbeidsovereenkomst sluiten en beëindigen, mits de uitdrukkelijke of stilzwijgende machtiging van zijn vader, moeder of voogd.
De Wet van 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars regelt de rechtsverhouding tussen betaalde sportbeoefenaars en hun werkgevers.
De Wet omschrijft een betaalde sportbeoefenaar als een persoon die de verplichting aangaat zich voor te bereiden op of deel te nemen aan een sportcompetitie of –exhibitie onder het gezag van een ander persoon tegen een loon dat een bepaald bedrag overschrijdt. Dat bedrag wordt jaarlijks door de Koning vastgesteld.
De arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars kan ten vroegste geldig aangegaan worden vanaf het einde van de voltijdse leerplicht. De leerplicht is voltijds totdat de leeftijd van 15 jaar is bereikt.
Een minderjarige voetbalspeler kan maximaal 80 uur per maand presteren.
Ook de problematiek van de opleidingsvergoeding voor jeugdige voetbalspelers doet tot op vandaag heel wat stof opwaaien.
In Vlaanderen bepaalt het Vlaams Decreet van 24 juli 1996 inzake de niet – betaalde sportbeoefenaar dat de betaling van enige vergoeding, onder welke vorm of betaling dan ook, verboden is wanneer een amateur op regelmatige wijze overstapt naar een profstatuut bij een nieuwe club.
De Wereldvoetbalbond FIFA voorziet daarentegen dat er een opleidingsvergoeding betaald moet worden aan de club van opleiding van de spelers:
- wanneer een speler zijn eerste profcontract bij een club ondertekent en
- elke keer dat een professionele speler wordt getransfereerd tot het eind van het seizoen waarin hij 23 jaar wordt.
De FIFA – Regulations regelen de opleidingsvergoedingen bij transfers over de landsgrenzen heen.
Op 16 maart 2010 sprak het Europees Hof van Justitie zich uit in de ophefmakende Bernard-case.
Het Hof stelt in deze zaak voor het eerst uitdrukkelijk dat voetbalclubs een opleidingsvergoeding mogen vragen aan een speler die ze als amateur hebben opgeleid en die daarna een profcontract ondertekent bij een andere club.
Het Hof stelt uitdrukkelijk dat volgens het Europese recht voetbalclubs onder bepaalde voorwaarden wel een opleidingsvergoeding kunnen vragen aan een speler die naar een andere club trekt.
Het Hof oordeelt meer bepaald als volgt: “dat een regeling waarbij in de betaling van een opleidingsvergoeding wordt voorzien ingeval een jonge speler bij afloop van zijn opleiding een contract als beroepsspeler tekent bij een andere club dan de club die hem heeft opgeleid, in beginsel haar rechtvaardiging kan vinden in de doelstelling om de indienstneming en opleiding van jonge spelers aan te moedigen. Een dergelijke regeling moet echter daadwerkelijk geschikt zijn om deze doelstelling te verwezenlijken en moet hieraan evenredig zijn, rekening houdend met de kosten die de opleiding van zowel de toekomstige beroepsspelers als degenen die nooit beroepsspeler zullen worden, voor de clubs meebrengen.”
Behalve tussen clubs speelt het vraagstuk van het al dan niet geoorloofd zijn van een opleidingsvergoeding ook bij de zogenaamde voetbalacademies waar jonge spelers opgeleid worden met het oog op een latere profcarrière bij een binnen – of buitenlandse voetbalclub.
Het dient opgevolgd te worden in welke zin de Vlaamse regelgeving en de FIFA – Regulations verder zullen evolueren in het licht van de rechtspraak van het Hof van Justitie ter zake.