Het Grondwettelijk Hof oordeelde onlangs dat de wettelijke bepalingen over het beroepsgeheim en de anonimiteit van spermadonoren er niet meer toe mogen leiden dat een donorkind geen enkele identificerende of niet-identificerende informatie van het fertiliteitscentrum kan verkrijgen.
In dit artikel bespreken wij kort de gevolgen van dit arrest.
1. Wat eraan vooraf ging
Een donorkind vroeg een kopie van het medisch dossier van haar moeder aan het fertiliteitscentrum waar deze laatste destijds een medisch begeleide voortplantingsbehandeling had ondergaan. Door middel van dit dossier zou het donorkind immers informatie over de donor te weten kunnen komen, en dus ook over haar eigen afstamming en identiteit.
Het fertiliteitscentrum weigerde om het dossier van de moeder over te maken, waarop het donorkind en de moeder het fertiliteitscentrum hebben gedagvaard.
De rechtbank oordeelde dat de moeder geen belang heeft bij een vordering die ertoe strekt om bepaalde afstammingsinformatie over de dochter te verkrijgen, en dat de vordering van de dochter om afstammingsinformatie te bekomen wordt tegengehouden door de wettelijke bepalingen omtrent het beroepsgeheim van het fertiliteitscentrum en de anonimiteit van spermadonoren. De rechtbank besloot evenwel om de discussie, die in essentie gaat over de draagwijdte van het recht op afstammingsinformatie van een donorkind, voor te leggen aan het Grondwettelijk Hof.
2. Het Grondwettelijk Hof vindt de huidige wetgeving niet meer actueel genoeg
Het Grondwettelijk Hof oordeelt dat de huidige wettelijke bepalingen, die in wezen een absolute voorrang geven aan de belangen van de donor en geen rekening houden met de belangen van het donorkind, niet meer in de huidige tijdsgeest passen.
Het Grondwettelijk Hof geeft daarom de opdracht aan de wetgever om uiterlijk tegen 30 juni 2027 een evenwichtige regeling uit te werken die rekening houdt met de belangen van de donor, maar ook van het donorkind. De gevolgen van de oude regelgeving, met andere woorden de absolute anonimiteit van de donoren, zullen evenwel moeten worden gehandhaafd tot aan de nieuwe regeling.
Of zo een nieuwe regeling ook de toets van het Grondwettelijk Hof zal doorstaan, is nog maar de vraag.
Werkt de wetgever geen nieuwe regeling uit, dan zullen fertiliteitscentra zich na 30 juni 2027 niet meer kunnen verstoppen achter bepalingen over het beroepsgeheim en de anonimiteit van spermadonoren, maar zullen zij rekening moeten houden met het arrest van het Grondwettelijk Hof. Omgekeerd zullen donorkinderen zich uiteraard ook in positieve zin op het arrest kunnen beroepen.
3. De visie van het Grondwettelijk Hof past in een trend die rekening houdt met het donorkind
In elk geval past de huidige visie van het Grondwettelijk Hof in een meer algemene trend die (volgens ons terecht) rekening houdt met de belangen van het donorkind.
Zo verscheen er recent in het Tijdschrift voor Familierecht een noot bij drie vonnissen en arresten over medisch begeleide voortplanting en het recht op afstammingsinformatie onder de niet mis te verstane titel “Spiegeltje, spiegeltje aan de wand, wie maakt een einde aan de donoranonimiteit in dit land". In dit artikel komt ook het vonnis van de familierechtbank van West-Vlaanderen, afdeling Brugge van 23 juni 2023 ter sprake. In dit dossier trad ons kantoor op voor een donorkind dat op zoek was naar haar biologische vader, en dit onderzoek zelf heeft opgestart door gebruik te maken van commerciële DNA-databanken. De rechtbank heeft toen, onder meer door rekening te houden met dezelfde elementen als het Grondwettelijk Hof in het besproken arrest, geoordeeld dat de vermoedelijke donor een gedwongen DNA-onderzoek diende te ondergaan. In een volgend artikel daarover meer.
4. Wat betekent dit voor het anonieme donorschap?
Het anoniem donorschap staat met andere woorden op de helling. Genetische anonimiteit is immers een illusie. De vraag kan dus gesteld worden of donorkinderen in België moeten wachten op een nieuwe regeling van de wetgever omtrent het verkrijgen van afstammingsinformatie over een donor. Gelet op het bestaan van commerciële DNA-databanken, het gegeven dat de resultaten van commerciële DNA-testen voldoende geacht kunnen worden om een vonnis van een rechtbank te motiveren en dat het recht op afstammingsinformatie wordt beschermd door artikel 8 EVRM, hebben donorkinderen op dit moment reeds een solide basis om op voort te bouwen.
Dit neemt niet weg dat er van de wetgever geen inspanningen verwacht mogen worden. Om de rechtszekerheid te bewaren zou het goed zijn dat de wetgever tegen 30 juni 2027 ook effectief over de brug komt met een werkbare en aan de tijdsgeest aangepaste regeling die donorkinderen geeft waar zij recht op hebben, namelijk genetische zekerheid.