Aanbestedende overheid – Administratieve overheid – Juridictionele bevoegdheden – Gunningsbeslissing.
De bevoegde rechterlijke instantie voor de beoordeling van de gunningsbeslissing wordt bepaald door de hoedanigheid van de aanbestedende overheid. Wanneer de aanbestedende overheid een “administratieve overheid” is in de zin van artikel 14, § 1, van de gecoördineerde wetten inzake Raad van State, is de Raad van State hetbevoegde rechtscollege. De gewone rechter is de rechter voor de aanbestedende overheden die geen administratieve overheden zijn.
De Raad van State stelde een prejudiciële vraag over de grondwettelijkheid van de verdeling van de juridictionele bevoegdheden op basis van het concept van “administratieve overheid”, in zoverre deze verdeling een discriminerend verschil in behandeling zou teweegbrengen tussen twee categorieën van inschrijvers: een inschrijver van een opdracht van een administratieve overheid enerzijds, en een inschrijver van een opdracht van een vzw samengesteld uit administratieve overheden waarvoor die overheidsopdracht bestemd is maar die geen “administratieve overheid” is, anderzijds.
Het Grondwettelijk Hof herhaalt dat een vzw kan alleen als “administratieve overheid” worden aangemerkt in zoverre zij beslissingen kan nemen die derden binden, met andere woorden indien zij eenzijdig de eigen verplichtingen tegenover anderen kan bepalen of eenzijdig verplichtingen van die anderen kan vaststellen. De gunning van een overheidsopdracht is nochtans geen beslissing die verplichtingen ten aanzien van derden creëert.
Het Hof oordeelt bijgevolg dat het verschil in behandeling tussen beide categorieën van inschrijvers redelijk is verantwoord: enerzijds, is zij te wijten aan het verschil in onderwerp van de door die twee categorieën ingestelde beroepen; anderzijds, heeft de geweerde inschrijver in beide gevallen de mogelijkheid om de wettigheid van de gunningsbeslissing te laten controleren door een rechtscollege met volle rechtsmacht.