Onder het stelsel van de aftrek voor risicokapitaal genieten Belgische vennootschappen en inrichtingen van een fiscale aftrek die wordt berekend op hun totale eigen vermogen zoals dit blijkt uit de jaarrekening opgesteld volgens het Belgische boekhoudrecht. Dit eigen vermogen omvat in essentie het kapitaal, de uitgiftepremies en de verschillende reserves.
Het in aanmerking te nemen eigen vermogen is dit aan het eind van het voorgaande belastbare tijdperk. Eens dit basisbedrag werd bepaald, dienen een aantal correcties te worden doorgevoerd om te komen tot de berekeningsbasis van de aftrek voor risicokapitaal. Wanneer de vennootschap over één of meer inrichtingen in het buitenland beschikt waarvan de inkomsten zijn vrijgesteld krachtens een belastingverdrag, bestaat één van deze correcties erin dat men dit basisbedrag dient te verminderen met het positieve verschil tussen enerzijds de netto boekwaarde van de activabestanddelen van de buitenlandse inrichting(en) en anderzijds het totaal van de passivabestanddelen die niet behoren tot het eigen vermogen en die aan deze inrichting(en) toerekenbaar zijn.
Met betrekking tot deze beperking van de berekeningsbasis voor buitenlandse inrichtingen, heeft de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen op 24 juni 2011 een prejudiciële vraag gesteld aan het Europees Hof van Justitie. Met name heeft de rechtbank gevraagd of de vrijheid van vestiging wordt geschonden door het verminderen van de berekeningsbasis van de aftrek voor risicokapitaal met de netto activa van een vaste inrichting gelegen in een andere Lidstaat en waarvan het inkomen in België wordt vrijgesteld op basis van een belastingverdrag.
Op 4 juli 2013 heeft het Europees Hof van Justitie haar arrest in deze Argenta Spaarbank zaak (C-350/11) geveld. Volgens het Hof van Justitie vormt deze vermindering van de berekeningsbasis een beperking van de vrijheid van vestiging, aangezien het een Belgische vennootschap ervan kan weerhouden haar activiteiten uit te oefenen via een vaste inrichting in een andere Lidstaat dan België. Deze beperking kan niet worden gerechtvaardigd door de vrijwaring van de samenhang van het nationale belastingstelsel noch door het behoud van de evenwichtige verdeling van de heffingsbevoegdheid tussen de Lidstaten.
Het is nu wachten op de reactie van de Belgische wetgever op dit duidelijke arrest.