Zoals aangekondigd in onze vorige nieuwsbrief van 12 juli 2013, vervolgen we in deze editie de bespreking van het compromisvoorstel dat op 5 juli 2013 werd bereikt over “de eenmaking” van het statuut tussen arbeiders en bedienden.
Wij bespraken eerder de krachtlijnen van de nieuwe regeling voor opzeggingstermijnen vanaf 1 januari 2014 in onze vorige nieuwsbrief. Hieronder gaan we in op een tweede belangrijk punt van het bereikte akkoord, namelijk de afschaffing van de carensdag.
1. Carensdag is discriminatoir
De historische (negentiende-eeuwse) wetgever had niet veel vertrouwen in het arbeidsethos van de arbeiders, terwijl hij die van bedienden (“hoofd”arbeiders) klaarblijkelijk hoger inschatte. Om korte afwezigheden wegens arbeidsongeschiktheid te ontmoedigen, werd de carensdag ingevoerd, ervan uitgaande dat de eerste dag ziekte vermoedelijk geveinsd werd.
Tot op vandaag voorziet de Arbeidsovereenkomstenwet (artikel 52) dat de eerste dag ziekte (“carensdag”) aan werklieden onbetaald blijft, tenzij de ongeschiktheid langer dan veertien dagen aanhoudt. Pogingen in het verleden om de carensdag af te schaffen verzandden telkens in eindeloze discussies. Totdat het Grondwettelijk Hof in een arrest van 7 juli 2011 het onderscheid ten aanzien van de bedienden, die de eerste ziektedag wel vergoed krijgen, zonder meer ongrondwettelijk want discriminatoir bevond. Net zoals voor de harmonisatie van de opzeggingstermijnen, kreeg de wetgever twee jaar de tijd om de discriminatie uit de wereld te helpen.
2. Afschaffing (?)
Met het compromisvoorstel van 5 juli 2013 wil de regering aan de deadline van het Grondwettelijk Hof tegemoetkomen. Het voorstel kondigt aan dat de carensdag zal worden afgeschaft. Maar de regering is niet van plan het heft in eigen handen te nemen : het compromisvoorstel voorziet dat hiervoor door de sociale partners een regeling zal worden uitgewerkt die geïnspireerd is op het ontwerp van Inter-Professioneel Akkoord (IPA) van 2011-2012.
Wanneer we even teruggrijpen naar deze laatste tekst, stellen we vast dat er drie opties voor “harmonisatie” open gehouden worden (evolueren naar de regeling van de arbeiders, evolueren naar deze van de bedienden, of een regeling tussen de twee vorige), zodat ook het uitbreiden van de carensdag naar de bedienden een mogelijkheid blijft. Echter lijkt de integratie van de carensdag in de periode van gewaarborgd loon voor alle werknemers toch de voorkeur te genieten, mits een aantal correcties zoals beschikbaarheid voor de controlearts.
Het mag ergens verbazen dat de regering ook dit punt van de eenmaking tussen beide statuten, niet zelf wenst op te lossen. Nochtans was er op 20 februari 2013 in de Senaat al een wetsvoorstel ingediend vanuit liberale hoek (Parl.St. Senaat 2012-2013, nr. 5-1975/1) waarin de loutere schrapping van het kwestieuze wetsartikel werd voorgesteld. Het voorstel werd prompt verzonden naar de commissie voor sociale aangelegenheden, waar het actueel nog steeds ligt.
3. Correctie op sociale lasten
Opmerkelijk, de sociale partners op inter-professioneel niveau stelden in het ontwerp IPA 2011-2012 ook als correctiemechanisme voor dat het loon voor de eerste dag ziekte zou worden vrijgesteld van patronale sociale zekerheidsbijdragen.
Wij zijn benieuwd of ook dit ondernemingsgezinde element stand houdt in de onderhandelingen van de sociale partners. Daarenboven kan dit uiteraard niet verwezenlijkt worden door de sociale partners zelf, hiervoor is een wetgevend ingrijpen in de RSZ-regelgeving noodzakelijk.
Dat ondernemers o.i. hiertoe weinig hoop moeten koesteren, blijkt alvast uit dit zijsprongetje. In juli van dit jaar heeft de federale regering een ontwerpbesluit goedgekeurd, dat een aantal vormen van vergoedingen die soms bovenop de gebruikelijke opzeggingsvergoeding worden uitbetaald, en die tot op vandaag niet onderhevig zijn aan sociale zekerheidsbijdragen, vanaf oktober 2013 parafiscaal zou belasten. Het VBO verzet zich alvast (bron : De Tijd, 24 augustus 2013). Van zodra hierover meer bekend is, verneemt u dat van ons.
4. Timing
In tegenstelling tot de harmonisatie van de opzeggingstermijnen (vanaf 1 januari 2014), werd de afschaffing van de carensdag in het compromisvoorstel van 5 juli 2013 niet gekoppeld aan een bepaalde datum, althans niet uitdrukkelijk.
Dit is te betreuren. Gezien de deadline van het Grondwettelijk Hof intussen wel is verstreken sinds 8 juli 2013, verhoogt het risico op juridische betwistingen over de betaling van de carensdag, indien na de “psychologische” datum van 1 januari 2014 die de Minister van Werk heeft ingeprent, een definitieve regeling van de carensdag verder zou uitblijven.
5. Andere punten en stand van zaken van het compromisvoorstel van 5 juli 2013
Wij bespraken twee belangrijke thema’s uit de eenmaking van het statuut tussen arbeiders en bedienden voor u, namelijk de opzeggingstermijnen en de carensdag. In een volgende nieuwsbrief gaan we in op de overige punten. Tijdens de zomermaanden is ons geen verdere ontwikkeling van het compromisvoorstel van 5 juli 2013 ter ore gekomen. Van zodra dit wel het geval is, leest u dat op onze website en in een volgende nieuwsbrief.