Inleiding
In navolging van de meeste Angelsaksische landen (Verenigde Staten, Canada, Australië), werd de mogelijkheid van een collectieve vordering of “class action” al in acht Europese landen ingevoerd: Duitsland, Portugal, Spanje, Italië, Zweden, Nederland, Verenigd Koninkrijk en Denemarken. De concrete regelgeving en het bijzonder de mogelijkheid om aan te sluiten bij de vorderingen tot schadevergoeding is echter niet op dezelfde wijze georganiseerd in de verschillende landen.
De Europese Commissie publiceerde op 11 juni 2013 een aanbeveling waarin zij de lidstaten aanbeveelt om in hun rechtsstelsel gerechtelijke mechanismen voor collectief verhaal in te voeren teneinde een effectieve toegang tot de rechter te garanderen. De Europese Commissie heeft op dezelfde dag ook een voorstel goedgekeurd voor een EU-richtlijn houdende bepaalde regels voor collectieve schadevorderingen op basis van het nationaal recht wegens inbreuken op de bepalingen van het mededingingsrecht.
België heeft nu deze aanbeveling omgezet. Na een lang en slopend wetgevend proces voegt de wet van 28 maart 2014 eindelijk een titel 2 “Rechtsvordering tot collectief herstel” in in het boek XVII “Bijzondere gerechtelijke procedures” van het nieuw Wetboek van Economisch recht.
Hierna volgt een overzicht van de belangrijkste krachtlijnen van deze nieuwe wet.
Principe
De rechtsvordering tot collectief herstel stelt alle consumenten, die schade hebben geleden ten gevolge van een gemeenschappelijke oorzaak, in staat collectief herstel te krijgen van de door hen individueel geleden schade.
De consumenten zullen hiervoor worden vertegenwoordigd door een erkende groepsvertegenwoordiger. De groepsvertegenwoordiger zal moeten voldoen aan de vereisten opgesomd in de nieuwe wet. De bevoegde Minister kan verenigingen met minstens drie jaar rechtspersoonlijkheid erkennen als groepsvertegenwoordiger.
Het is advocaten wettelijk verboden om op te treden als groepsvertegenwoordiger, zij kunnen enkel de erkende groepsvertegenwoordiger gedurende de procedure in rechte bijstaan.
Consumenten vs. ondernemingen
De vordering tot collectief herstel is voorbehouden voor consumenten en zal enkel slaan op de verhouding tussen ondernemingen en consumenten. In tegenstelling tot wat was voorzien in de eerste wetsontwerpen, kan ze niet alleen betrekking hebben op materiële schade, maar ook op lichamelijke en morele schade.
De vordering tot collectief herstel kan enkel worden ingesteld tegen een onderneming wegens niet-naleving van haar contractuele verplichtingen of wegens schending van de in de nieuwe wet opgenomen exhaustieve lijst van wetten, uitvoeringsbesluiten en Europese verordeningen. Hiertoe behoren onder andere het Wetboek Economisch recht zelf (marktpraktijken en consumentenbescherming, intellectuele eigendom, mededinging), de wet op de geneesmiddelen, de wet op de verkoop van te bouwen of in aanbouw zijnde woningen (Wet Breyne), de wet op de landverzekeringsovereenkomst, de privacywet, de wet op de elektriciteitsmarkt en de wetten op het boot-, trein- of vliegtuigverkeer.
Keuze voor het “opt-out” systeem met uitzonderingen
Procedures van collectief herstel gaan vaak gepaard met een keuzemogelijkheid.
Twee systemen worden hierbij gehanteerd:
1. een “opt-out” systeem waarbij slachtoffers expliciet hun wil dienen te uiten dat zij geen deel van de groep willen uitmaken;
2. een “opt-in” systeem waarbij slachtoffers expliciet hun wil dienen te uiten om deel uit te maken van de groep.
Hoewel de Europese Commissie in haar aanbeveling van juni 2013 het systeem van de “opt-in” heeft aanbevolen, heeft de Belgische wetgever gekozen voor het opt-out systeem met uitzonderingen.
Zo zal het “opt-in” systeem toch toegelaten zijn indien (i) het “opt-out” mechanisme niet gepast is voor het concrete schadegeval en (ii) ten aanzien van personen die in het buitenland verblijven.
Bij lichamelijke schade geldt ook steeds het “opt-in” systeem. In dit geval is het immers zeer moeilijk om over de schade te oordelen, zonder te weten wie door de schade getroffen is.
Minnelijk traject met onderhandelingen vs. gerechtelijke procedure
Bij het instellen van een vordering tot collectief herstel, hebben consumenten de keuze tussen een minnelijk traject met onderhandelingen ofwel het doorlopen van een gerechtelijke procedure.
In beide gevallen zal de vordering tot collectief herstel worden ingesteld door neerlegging van een verzoekschrift ter griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg van Brussel.
“Vordering tot collectief herstel”
Dit is de gerechtelijke procedure tot vergoeding van massaschade die onderworpen is aan een ontvankelijkheidsbeslissing van de rechter. Deze procedure verloopt in vijf fasen:
1) Ontvankelijkheidsfase
De vordering tot collectief herstel moet verplicht ingesteld worden door de hierboven vermelde erkende vertegenwoordiger, zijnde een consumentenvereniging die voldoet aan de wettelijke vereisten, een vereniging die voldoet aan bepaalde cumulatieve voorwaarden of een autonome openbare dienst die optreedt in naam van de slachtoffers.
De vordering wordt ingesteld door middel van neerlegging van het verzoekschrift waarin enkele verplichte vermeldingen moeten worden opgenomen.
De rechter zal vervolgens nagaan of aan de in de wet opgesomde ontvankelijkheidsvereisten zijn voldaan. Bovendien moet het beroep op een rechtsvordering tot collectief herstel meer doelmatig lijken dan een rechtsvordering van gemeen recht.
Indien de rechter de vordering ontvankelijk verklaart, vermeldt hij in zijn beslissing een exacte beschrijving van de massaschade en de groep van slachtoffers. Deze ontvankelijkheidsbeschikking wordt in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd alsook op de website van de FOD Economie.
2) Keuzefase
De publicatie van de ontvankelijkheidsbeschikking doet de keuzetermijn lopen. In zijn beslissing zal de rechter de termijn (min. 30 dagen/max. 3 maanden) en de modaliteiten vastleggen overeenkomstig dewelke de consumenten hun keuzerecht dienen uit te oefenen om al dan niet deel uit te maken van de groep.
3) Onderhandelingsfase
Na de ontvankelijkheidsbeslissing kunnen de partijen hun voorkeur tot onderhandelen dan wel tot voeren van een gerechtelijke procedure te kennen geven.
Elke partij kan verzoeken om de procedure op te schorten ten einde een akkoord tot collectief herstel te onderhandelen (zie infra “Procedure van akkoord tot collectief herstel”). Dit zal zowel de keuzetermijn als de gerechtelijke procedure opschorten.
Indien de onderhandelingspoging succesvol blijkt, zal de rechter het akkoord tot collectief herstel homologeren.
De termijn om een akkoord te onderhandelen mag niet korter zijn dan drie maanden en niet langer dan zes maanden.
4) Verder verloop van de procedure
Als de onderhandelingspogingen falen, begint in voorkomend geval de keuzetermijn opnieuw te lopen en wordt de gerechtelijke procedure opnieuw voortgezet.
Vervolgens neemt de rechter een beslissing omtrent de grond van de zaak. Deze is vatbaar voor hoger beroep en eventueel voor een voorziening in cassatie.
5) Bekendmaking en tenuitvoerlegging
De beslissing wordt bekendgemaakt door middel van een publicatie in het Belgisch Staatsblad en op de website van de FOD Economie.
De rechter wijst ook een “schadeafwikkelaar” aan die de correcte uitvoering van de beslissing dient te verzekeren. Hij zal driemaandelijks een verslag moeten overmaken aan de rechter over de uitvoering van zijn opdracht. De onderneming-verweerder zal haar verplichting tot herstel onder toezicht van de schadeafwikkelaar moeten nakomen. De rechter blijft gevat tot het herstel integraal is uitgevoerd voor alle groepsleden.
“Procedure van akkoord tot collectief herstel”
Dit is de minnelijke procedure die beoogt een massaschade te herstellen via het sluiten van een akkoord tot collectief herstel en dit buiten iedere gerechtelijke procesvoering.
De procedure van akkoord tot collectief herstel verloopt ook in vijf stappen:
1) Onderhandelingsfase
Vooreerst wordt getracht door onderhandelingen een akkoord of dading tussen de partijen te bereiken. Partijen dienen overeen te komen over een aantal essentiële punten die staan opgesomd in de nieuwe wet.
2) Homologatie
Als de partijen tot een akkoord komen, kan dit aan de rechter worden voorgelegd ter homologatie. Hij zal nagaan of het akkoord in overeenstemming is met de wettelijke vereisten. Hij kan de homologatie echter ook weigeren wanneer een aantal elementen “kennelijk onredelijk” zijn.
3) Bekendmaking
De gehomologeerde uitspraak wordt bekendgemaakt aan de reeds gekende slachtoffers en verschijnt bovendien in het Belgisch Staatsblad en op de website van de FOD Economie, alsook in verschillende kranten, wat mogelijk moet maken dat alle getroffen personen hun wil tot schadeloosstelling kunnen uiten.
4) Keuze
De nieuwe wet voorziet hier ook in een “opt-out” systeem waarbij slachtoffers expliciet hun wil dienen te uiten dat zij geen deel van de groep willen uitmaken.
De consumenten dienen hun keuze bekend te maken bij de griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel binnen de voorziene keuzetermijn bepaald in de gehomologeerde uitspraak.
5) Tenuitvoerlegging
Na het verstrijken van de termijn voor het uitoefenen van de keuzemogelijkheid, kan het akkoord worden uitgevoerd en de slachtoffers vergoed.
Inwerkingtreding
De wet treedt in werking op 1 september 2014. Vorderingen tot collectief herstel zullen enkel kunnen worden ingesteld indien de oorzaak van de schade na de inwerkingtreding van de wet is voorgevallen en dit om de rechtszekerheid te garanderen.