Ook bij het vertrek van een oudere werknemer is het belangrijk om rekening te houden met het eventuele bestaan van een niet-concurrentiebeding (klassiek of afwijkend) in de arbeidsovereenkomst. De werkgever mag namelijk niet rekenen op een automatische beperking van de niet-concurrentievergoeding, bijvoorbeeld tot het aantal maanden tussen het vertrek van de werknemer en het moment waarop hij de wettelijke pensioensleeftijd bereikt.
Het bereiken van de leeftijd van 65 jaar betekent op zich niet het einde van de loopbaan. Het feit dat de werknemer binnen een korte termijn de pensioenleeftijd zal bereiken, zou dan ook geen invloed mogen hebben op de toepassing van het niet-concurrentiebeding. De werknemer kan zonder problemen verder blijven werken, zowel als werknemer of als zelfstandige.
Bijgevolg zou het niet-concurrentiebeding de activiteiten van de werknemer kunnen beperken, zelfs na zijn 65e verjaardag. Indien aan alle toepassingsvoorwaarden van het niet-concurrentiebeding is voldaan, kan de ontslagen werknemer de betaling eisen van een vergoeding wegens niet-concurrentie.
In deze hypothese zal de vergoeding wegens niet-concurrentie in zijn geheel verschuldigd zijn op het moment dat de arbeidsrelatie een einde neemt, ongeacht de leeftijd van de werknemer.
In de praktijk is het dus zeer belangrijk om op het moment van vertrek van de werknemer, ongeacht de reden of de vorm (ontslag door werkgever of werknemer) te controleren of er een niet-concurrentiebeding bestaat en of er eventueel afstand van gedaan moet worden.
Behalve in specifieke omstandigheden, raden wij meestal aan om preventief afstand te doen van een bestaand niet-concurrentiebeding.