Het zal je maar overkomen. De enige getuige van feiten die een grond vormen voor ontslag wegens dringende reden, is de personeelsdirecteur van de werkgever, die een rechtspersoon is. De personeelsdirecteur wordt als getuige gehoord (dat hij een personeelslid is van de werkgever, is daarvoor geen beletsel). Hij bevestigt onder ede de realiteit van de feiten. Is dat een voldoende bewijs?
Een afdoende bewijs, in de zin van een noodzakelijk beslissend bewijs, is het in ieder geval niet, zo beslist het Hof van Cassatie in het hierboven genoemde arrest. Ook al is de verklaring onder ede afgelegd, de rechter is vrij de bewijswaarde ervan te beoordelen, daarbij rekening houdende met alle elementen die voor de inschatting van de geloofwaardigheid ervan in aanmerking komen. Hij kan dus die verklaring wel als een voldoende bewijs beschouwen.
Als de rechter die verklaring als bewijs aanvaardt, kan de werknemer dan ook niet voorhouden dat hij geen recht heeft gekregen op een eerlijk proces, omdat de “gelijkheid van wapens” die geldt voor procespartijen, zou zijn geschonden. Dat de werknemer geen tegengetuige kan oproepen omdat alleen hijzelf en de personeelsdirecteur aanwezig waren bij de feiten, hij als procespartij niet zelf onder ede kan worden gehoord en zijn verklaringen over wat er gebeurd is niet als bewijs kunnen dienen omdat de werkgever ze betwist, doet daaraan geen afbreuk.