Wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken, Kamer, Doc 54, 1722/006
Op 28 april 2016 werd in de Kamer de tekst aangenomen van het Wetsontwerp houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken.
Zoals de titel van het wetsontwerp het zegt, brengt het diverse wijzigingen aan in de sociaalrechtelijke reglementering. We willen uw aandacht vestigen op de hoofdstukken 7 en 8 van het wetsontwerp die via een amendement aan de oorspronkelijke tekst werden toegevoegd.
1. Responsabiliseringsbijdrage wegens economische werkloosheid
Het nieuw toegevoegde hoofdstuk 7 verstrengt het huidige mechanisme voor de berekening van de responsabiliseringsbijdrage wegens economische werkloosheid.
De responsabiliseringsbijdrage wegens economische werkloosheid werd ingevoerd om werkgevers die overmatig gebruik maken van het systeem van economische werkloosheid te responsabiliseren door hen te verplichten een bijdrage te betalen wanneer het aantal dagen economische werkloosheid die zij, voor hun handarbeiders en leerlingen die een manueel beroep uitoefenen, bij de RSZ hebben aangegeven, een bepaalde norm overschrijdt.
Het wetsontwerp optimaliseert de huidige bijdrage via twee aanpassingen:
- enerzijds wordt de bijdrage omgevormd van een jaarlijkse bijdrage naar een kwartaalbijdrage: de bijdrage wordt voortaan trimestrieel geïnd op basis van het aantal dagen economische werkloosheid in een referentieperiode, die telkens loopt over de vier meest recente opeenvolgende kwartalen;
- anderzijds wordt de bijdrage, bij overschrijding van de norm, niet langer berekend op basis van het aantal dagen dat het toegelaten aantal overschrijdt, maar op basis van het totaal aantal dagen economische werkloosheid in het kwartaal van de overschrijding.
De datum van inwerkingtreding van de nieuwe regeling is vastgelegd op 1 april 2016.
2. Voorwaarden om een beroep te kunnen doen op economische werkloosheid voor bedienden
Ondernemingen die de arbeidsovereenkomst van hun bedienden willen schorsen of een regeling van gedeeltelijke arbeid willen invoeren, moeten aantonen dat zij een “onderneming in moeilijkheden” zijn.
Een onderneming kan als in moeilijkheden worden beschouwd wanneer ze kampt met een daling van minimum 10 % van de omzet, de productie of de bestellingen in één van de vier kwartalen voorafgaand aan de aanvraag vergeleken met hetzelfde kwartaal in een referentiejaar. Een ander criterium dat toelaat aan te tonen dat men als onderneming in moeilijkheden verkeert, is een graad van economische werkloosheid voor werklieden van 10 % van het globaal aantal aan de RSZ aangegeven dagen tijdens het kwartaal voorafgaand aan de verzending van het aanvraagformulier aan de RVA (formulier C106A).
Al met ingang van 1 januari 2016 werd het referentiejaar dat wordt gebruikt om te beoordelen of een onderneming kampt met een daling van de omzet, de productie of de bestellingen aangepast. Hierdoor kan sinds het begin van dit jaar de vergelijking niet alleen worden gemaakt met het betrokken kwartaal in 2008, maar ook met het betrokken kwartaal in een van de twee kalenderjaren die de aanvraag voorafgaat (zie daarover SoCompact nr. 52-2015).
Met het aan het wetsontwerp toegevoegde hoofdstuk 8 wordt nu ook een nieuwe mogelijkheid toegevoegd om ondernemingen die niet voldoen aan een van de reeds bestaande omschrijvingen van onderneming in moeilijkheden, toe te laten toch een beroep te doen op het stelsel van economische werkloosheid voor bedienden.
Voortaan worden ook de ondernemingen die door de minister van Werk worden erkend als onderneming in moeilijkheden op basis van onvoorziene omstandigheden die op korte termijn een substantiële daling van de omzet, de productie of het aantal bestellingen tot gevolg hebben, beschouwd als een onderneming in moeilijkheden. De onderneming moet in dit geval een gemotiveerd schrijven richten aan de minister.