KB 23 mei 2017 tot wijziging van het KB van 12 december 2001 tot uitvoering van hoofdstuk IV van de wet van 10 augustus 2001 betreffende verzoening van werkgelegenheid en kwaliteit van het leven betreffende het stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, BS 1 juni 2017
KB 23 mei 2017 tot wijziging van diverse KB’s met betrekking tot de wijziging van sommige bedragen van onderbrekingsuitkeringen, BS 1 juni 2017
KB 23 mei 2017 tot wijziging van het KB van 10 augustus 1998 tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid, BS 1 juni 2017
Deze week werden drie KB’s gepubliceerd waardoor de reglementering van het tijdskrediet en van de thematische verloven wordt aangepast. De drie KB’s treden in werking op 1 juni 2017. Ze zijn van toepassing op aanvragen en verlengingsaanvragen die bij de werkgever zijn ingediend na 31 mei 2017.
1. Recht op tijdskrediet en recht op onderbrekingsuitkeringen
Een eerste KB zorgt ervoor dat het recht op afwezigheid omwille van tijdskrediet bij de werkgever en het recht op de door de RVA betaalde onderbrekingsuitkeringen opnieuw op elkaar zijn afgestemd. Sinds de inwerkingtreding van de CAO nr. 103ter op 1 april 2017 bestaat een recht op gemotiveerd tijdskrediet voor alle zorgmotieven voor 51 maanden (zie SoCompact nr. 51-2016). Het recht op de onderbrekingsuitkeringen bleef evenwel in een eerste fase beperkt tot 48 maanden. Dat is nu aangepast zodat vanaf 1 juni 2017 een recht op onderbrekingsuitkeringen bestaat gedurende 51 maanden.
2. Bedrag van de onderbrekingsuitkeringen
Een tweede KB bevat aanpassingen aan de bedragen van de onderbrekingsuitkeringen bij tijdskrediet en bij thematisch verlof (ouderschapsverlof, palliatief verlof en verlof voor bijstand van een zwaar ziek gezins- of familielid).
3. Verlof voor bijstand van een zwaar ziek gezins- of familielid
Een derde KB wijzigt de regeling van het thematisch verlof voor bijstand van een zwaar ziek gezins- of familielid.
Een eerste wijziging betreft de zieke personen voor wie de werknemer het verlof kan opnemen. De werknemer kan het verlof opnemen voor een zwaar ziek gezinslid (d.i. elke persoon die met de werknemer samenwoont) of voor een zwaar ziek familielid (d.i. een bloed- of aanverwant van de werknemer). Er is enerzijds een beperking wat de aanverwanten betreft. Vanaf 1 juni 2017 komt enkel een aanverwant tot de eerste graad in aanmerking. Vóór 1 juni 2017 kwam ook een aanverwant tot de tweede graad in aanmerking. Wat bloedverwanten betreft, blijft het zo dat de werknemer het verlof kan opnemen voor zijn bloedverwanten tot de tweede graad.
Anderzijds is er een uitbreiding van de in aanmerking komende familieleden wanneer de werknemer wettelijk samenwoont. Vanaf 1 juni 2017 zullen namelijk ook de ouders en de kinderen van de wettelijk samenwonende partner als familieleden van de werknemer worden beschouwd.
Een tweede wijziging betreft het attest van de behandelende geneesheer van de zwaar zieke dat moet worden ingediend. Vanaf 1 juni 2017 zal dat attest ook moeten vermelden dat de zorgbehoefte, naast de eventuele professionele ondersteuning waarop de zwaar zieke persoon kan rekenen, daadwerkelijk een voltijdse loopbaanonderbreking, een vermindering met 1/5 of de helft behoeft. Deze vermelding geldt evenwel niet in situaties waar het verlof wordt gevraagd voor het verlenen van bijstand of verzorging aan zijn minderjarig zwaar ziek kind of aan een minderjarig zwaar ziek kind dat gezinslid is.