23/05/18

Voordeel alle aard kosteloze ter beschikkingstelling bedrijfswoning : fiscus schikt zich naar de rechtspraak!

Het voordeel van alle aard voor de kosteloze ter beschikking stelling van een bedrijfswoning wordt forfaitair geraamd zoals bepaald in artikel 18, §3, 2 KB/WIB.   

Principe hierbij is dat het voordeel wordt vastgesteld op 100/60 van het geïndexeerd kadastraal inkomen van de bedrijfswoning of gedeelte ervan dat ter beschikking wordt gesteld.    

Indien evenwel de bedrijfswoning ter beschikking wordt gesteld door een rechtspersoon, wordt het voordeel forfaitair geraamd op 100/60 van het geïndexeerd kadastraal inkomen of gedeelte ervan vermenigvuldigd met 3,8 (of 1,25 als het kadastraal inkomen kleiner of gelijk is aan € 745,00).   

Zowel het hof van beroep van Gent als het hof van beroep van Antwerpen hebben recent geoordeeld dat het onderscheid in forfaitaire waardering naargelang de bedrijfswoning wordt ter beschikking gesteld door een natuurlijk persoon dan wel een rechtspersoon ongrondwettelijk is.    

Zopas heeft de belastingadministratie in een circulaire van 15 mei 2018 te kennen gegeven in afwachting van een wijziging van de regelgeving ter zake deze rechtspraak te volgen.    

De administratie bevestigt bij de behandeling van bezwaarschriften en gerechtelijke procedures rond deze problematiek akkoord te gaan met de forfaitaire waardering van het voordeel overeenkomstig het voormeld algemeen principe: 100/60 van het geïndexeerd kadastraal inkomen van de bedrijfswoning (zonder vermenigvuldiging met de coëfficiënt 3,8 (of 1,25 in voorkomend geval)).   

Indien de bezwaartermijn is verstreken, meent de administratie dat een verzoek tot ambtshalve ontheffing van de betrokken aanslagen moet worden afgewezen. Verzoeken tot ambtshalve ontheffing kunnen enkel ingewilligd worden in welbepaalde gevallen, o.m. bij overbelasting ingevolge een nieuw feit waarvan het laattijdig inroepen door gewettigde redenen is verantwoord.  De administratie meent dat een wijziging in de rechtspraak niet als een nieuw feit kan worden beschouwd.
 
Hierover is evenwel het laatste woord nog niet gezegd. Algemeen aangenomen wordt dat indien het Grondwettelijk Hof oordeelt dat een wet ongrondwettelijk is, zo’n arrest een nieuw feit uitmaakt waardoor een verzoek tot ambtshalve ontheffing mogelijk wordt. De gewone rechtbanken en hoven zijn evenwel bevoegd om te oordelen of een koninklijk besluit al dan niet grondwettelijk is; in voorkomend geval kan worden geargumenteerd dat ook zo’n arresten een nieuw feit uitmaken die aanleiding kunnen zijn tot verzoeken tot ontheffing van ambtswege.  Niet onbelangrijk, want verzoeken tot ambtshalve ontheffing kunnen worden ingediend binnen een termijn van vijf jaar vanaf 1 januari van het jaar waarin de kwestieuze belasting is gevestigd. Een veel ruimere termijn dus dan de bezwaartermijn van 6 maanden na de kennisgeving van de kwestieuze aanslag …..

dotted_texture