Voor de uitoefening van bepaalde limitatief opgesomde activiteiten kan een verenigingswerker voortaan tot 510,83 euro/maand en tot 6130 euro/jaar verdienen zonder belastingen of sociale bijdragen te moeten betalen.
Het nieuwe statuut voor verenigingswerk is na een moeizame politieke besluitvorming op 15 juli 2018 in werking. Onder bepaalde voorwaarden is het voortaan mogelijk activiteiten uit te voeren in dienst van een vereniging of een organisatie en daarbij tot 510,43 euro/maand en 6130 euro/jaar (*) te verdienen. Deze vergoedingen zijn op sociaal en fiscaal vlak vrijgesteld. Hier is een samenvatting van dit nieuwe statuut.
(*) Grensbedragen voor inkomstenjaar 2018. De grensbedragen worden bij aangang van ieder jaar geïndexeerd.
Wat verstaat de wetgever onder bijklussen?
- Verenigingswerk ;
- Het verlenen van occasionele diensten als burger aan andere burgers;
- Het stelsel van de deeleconomie, georganiseerd via erkende platformen.
We beperken ons hier tot deze eerste pijler aangezien enkel deze component van de nieuwe wetgeving openstaat voor werkgevers.
Ten einde misbruiken te vermijden, is het verenigingswerk onderworpen aan talloze voorwaarden. Niet iedereen kan verenigingswerker zijn, niet elke organisatie kan verenigingswerk organiseren en niet om het even welke activiteit mag men uitvoeren binnen het kader van verenigingswerk. In dit artikel bespreken we deze voorwaarden bondig.
Dit artikel geeft u een bondig overzicht van de regels over verenigingswerk. Voor meer informatie kan u dit document lezen
1. Wat verstaat men onder "verenigingswerk"
Verenigingswerk heeft betrekking op activiteiten die worden verricht ten behoeve van anderen of van de samenleving. Deze activiteiten worden niet gratis uitgevoerd maar mits betaling van een beperkte vergoeding. Ze moeten een meerwaarde voor derden en voor de samenleving hebben.
De toegelaten activiteiten in het kader van het nieuwe statuut, werden opgelijst in de wet. Het betreft dus een afgebakend, limitatief lijst van toegelaten activiteiten. De lijst van toegelaten activiteiten is hier beschikbaar.
2. Welke organisaties kunnen beroep doen op een verenigingswerker?
Alleen feitelijke verenigingen en (publiekrechtelijke en privaatrechtelijke) rechtspersonen zonder winstoogmerk kunnen verenigingswerkers in dienst nemen.
3. Wie is verenigingswerker?
Enkel gepensioneerden, zelfstandigen in hoofdberoep en welbepaalde(ex)werknemers kunnen het statuut benutten. Met uitzondering van gepensioneerden staat het statuut dus enkel open voor zij die, buiten het verenigingswerk, een hoofdactiviteit uitoefent.
Het statuut staat ook open voor zij die een decretaal erkend traject burgerdienst voor jongeren volgen.
Verenigingswerk is niet toegestaan ingeval de kandidaat-verenigingswerk als werknemer, als zelfstandige of als uitzendkracht met de organisatie verbonden is of was tijdens een periode van één jaar voorafgaandelijk de start van het beoogde verenigingswerk.
Een uitzondering bestaat in geval van studentenovereenkomsten en in geval van een arbeidsovereenkomst eindigde ingevolge een pensionering.
Het verenigingswerk moet vóór de uitoefening door de betrokken organisatie worden aangeven via de nieuwe website www.bijklussen.be. Interessant om hierbij aan te stippen is dat deze beveiligde onlinedienst meteen bevestigt of de voorwaarden vervuld zijn. Verder in dit artikel komen we terug op deze aangifteplicht.
a) Bepaalde werknemers
Het betreft de werknemer die gewoonlijk en hoofdzakelijk een beroepsbezigheid uitoefent. Meer bepaald, betreft het een werknemer die is tewerkgesteld bij één of meer werkgevers met een totale tewerkstelling van minstens 4/5 en dit gedurende het referentiekwartaal T-3 dat het begin van de tewerkstelling als verenigingswerker voorafgaat. Bij de berekening van T3 wordt rekening gehouden met alle door de werkgever betaalde periodes en alle niet door de werkgever betaalde periodes van schorsing van de arbeidsovereenkomst.
Komen niet in aanmerking voor de berekening van de vereiste 4/5e tewerkstelling: de prestaties met toepassing van het rsz-gunstregime voor studenten, prestaties als leerling (zoals bedoeld in de rsz-wetgeving), als flexi-job’er, gelegenheidswerknemer en de prestaties van jongeren tot en met het jaar waarin ze 18 jaar worden.
b) Specifieke categorieën waarvoor de tussenkomst van de RSZ vereist is
De volgende personen kunnen eveneens bijklussen:
- een ambtenaar bij een supra- of internationale instelling;
- een gepensioneerde die wil bijklussen bij de vereniging waar hij als werknemer heeft gewerkt in de periode tussen 12 en 9 maanden voorafgaand aan de startdatum van de klus;
- personen jonger dan 65 die gepensioneerd zijn in het buitenland, maar wel onderworpen zijn aan belastingen in België;
- personen die in meerdere landen tewerkgesteld zijn en pas aan de 4/5-voorwaarde kunnen voldoen wanneer de tewerkstelling in een buitenland opgeteld wordt bij de tewerkstelling in België;
- buitenlanders die in het buitenland wonen en er een professionele activiteit uitoefenen of gepensioneerd zijn.
Voor deze specifieke personen moet men contact opnemen met de RSZ op het nummer 02/509.90.91 of via dit contact formulier.
c) Gepensioneerden
De bovenvermelde 4/5e-voorwaarde geldt niet voor de personen die tijdens het het tweede kwartaal voorafgaandelijk het kwartaal waarin het verenigingswerk aanvat (= referentiekwartaal T-2) gepensioneerd zijn.
d) Zelfstandigen in hoofdberoep
Het betreft de persoon die een andere beroepsactiviteit als zelfstandige uitoefent tijdens het referentiekwartaal T-3 dat voorafgaat.
e) Vrijwilligers ?
Iemand kan tegelijkertijd verenigingswerker en vrijwilliger zijn in dezelfde vereniging als hij als vrijwilliger geen kostenvergoeding ontvangt.
4. Verplichte schriftelijke overeenkomst
Uiterlijk op het ogenblik van de effectieve aanvang van het verenigingswerk sluiten de verenigingswerker en de organisatie of vereniging een schriftelijke overeenkomst. Zo niet kan de persoon die deze activiteit verricht niet worden beschouwd als verenigingswerker.
Bij koninklijk besluit werd een modelovereenkomst bepaald. Uw dossierbeheerder u ook het model van de geschikte overeenkomst kan bezorgen.
5. Verplichte elektronische aangifte
Op het ogenblik van de aangifte wordt normaliter automatisch gecontroleerd of de werknemer de voorwaarden vervult om verenigingswerk uit te voeren. De wetgeving ontvangt een goed- of afkeuring.
De aangifte moet telkens het exacte tijdstip van begin en einde van de prestaties vermelden (waarbij de maximumduur 1 jaar geldt), de activiteit en de vergoeding.
6. Vergoeding
Een aantrekkelijke onderdeel van het nieuwe statuut is dat de bezoldiging voor het verenigingswerk, mits grenzen gerespecteerd worden, gepaard gaat met een vrijstelling van sociale bijdragen en belastingen (dus geen bedrijfsvoorheffing).
In principe wordt de hoogte van de vergoeding vrij bepaald tussen de organsiatie en de verenigingswerker. De vergoeding mag het maandelijks grensbedrag van 510,83 euro en het jaarlijks grensbedrag van 6130 euro niet overschrijden. In dit bedrag zijn eventuele verplaatsingskosten en onkosten inbegrepen.
De vergoeding is slechts onder welbepaalde voorwaarden cumuleerbaar met een werkloosheidsuitkering of uitkering voor arbeidsongeschiktheid.
7. Gevolgen in geval van niet-naleving van de voorwaarden
Wanneer bovengenoemde voorwaarden niet worden nageleefd, kan de betrokken persoon niet worden beschouwd als een verenigingswerker en dit voor het volledige kalenderjaar waarin hij de betreffende activiteit als verenigingswerker heeft verricht.
- De overeenkomst inzake verenigingswerk in kwestie en alle andere overeenkomsten inzake verenigingswerk van datzelfde kalenderjaar worden geherkwalificeerd tot arbeidsovereenkomsten. Bijgevolg zal de arbeidswetgeving voor werknemers retroactief van toepassing zijn op de verenigingswerker (inbegrepen de naleving van het minimumloon);
- De organisatie zal de arbeidsprestaties bij de RSZ moeten aangeven en zal de persoonlijke en patronale bijdragen moeten betalen op de toegekende vergoeding.
- De inkomsten worden belast als beroepsinkomsten.
De wetgeving voorziet wel een tolerantie voor de bonafide werkgever die, op het ogenblik van zijn correcte aangifte op bijklussen.be, geen foutmelding ontving.
Tevens geldt een uitzondering indien louter de maximaal toegelaten maandvergoeding wordt overschreden (en alle andere voorwaarden, inbegrepen het maximaal toegelaten jaarinkomen, gerespecteerd blijven). In voorkomend geval wordt de volledige maandvergoeding van de betrokken maand belast als beroepsinkomen.
Bron : Wet van 18 juli 2018 betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie, B.S, 26 juli 2018.
ISLAMI Lindiana - Legal consultant