De opzeggingsvergoeding moet worden berekend op “het lopend loon en de voordelen verworven krachtens de overeenkomst”, zo bepaalt de Arbeidsovereenkomstenwet. Wanneer andere wettelijke bepalingen voorzien in beëindigingsvergoedingen die bestaan in een aantal weken of maanden “loon”, geven de rechters aan dat enkele woord dezelfde ruime invulling: lopend loon en voordelen verworven krachtens de arbeidsovereenkomst.
Hoe voordelen in natura moeten worden gewaardeerd, is een vraag die dan ook aan de orde is bij vele ontslagen die gepaard gaan met de betaling van een vergoeding.
De regel is dat voordelen die niet bestaan in een geldsom, moeten worden gewaardeerd op hun werkelijke waarde. Het gaat dan wel degelijk om de waarde die het voordeel heeft voor de werknemer, niet om de kostprijs daarvan voor de werkgever.
Maar wat doe je als de waarde van het voordeel in natura niet met nauwkeurigheid kan worden bepaald, zoals bv. het geval is met een aandelenoptie.
Dan mag de rechter de fiscale waardering in aanmerking nemen als hij van oordeel is dat die de werkelijke waarde zoveel mogelijk benadert, zo volgt uit onderstaand cassatiearrest.
Voordien al had het Hof van Cassatie duidelijk gemaakt dat het niet de eventuele winst is die de werknemer realiseert wanneer hij de optie licht en later tot verkoop van de aandelen overgaat, die moet worden in aanmerking genomen (Sociaal Compendium Arbeidsrecht 2017-2018, nr. 4454).