28/12/18

Indexering van de loongrenzen in de Wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten

De loongrenzen voorzien in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten worden jaarlijks geïndexeerd. Deze grenzen zijn belangrijk voor onder meer de toepassing van het scholingsbeding, concurrentiebeding en scheidsrechterlijk beding.

  • Nieuwe geïndexeerde bedragen

Vanaf 1 januari 2019 zullen volgende bedragen van toepassing zijn:

Basisbedrag Bedragen in 2018 Bedragen in 2019 Impact op 16.100 EUR 34.180 EUR 34.819 EUR
  • Scholingsbeding (art. 22bis)
  • Niet concurrentiebeding (art. 65 en 104)
32.200 EUR 68.361 EUR 69.639 EUR
  • Niet concurrentiebeding (art. 65)
  • Scheidsrechterlijk beding (art. 69)

De concrete toepassing van de loongrens van de twee meest voorkomende bedingen worden hierna kort verduidelijkt.

  • Scholingsbeding (art. 22bis Arbeidsovereenkomstenwet)

Het scholingsbeding wordt geacht onbestaande te zijn wanneer het jaarloon 34.819 EUR niet overschrijdt.

De beoordeling van de geldigheid van het scholingsbeding gebeurt op het ogenblik waarop één van de partijen om de toepassing van het beding verzoekt.

Sinds 10 november 2018 is deze loongrens evenwel niet meer van toepassing ingeval van een opleiding tot een knelpuntberoep of een moeilijk in te vullen functie, dewelke op het niveau van de Gewesten bepaald worden.  Klik hiervoor meer informatie hierover.

  • Niet-concurrentiebeding (art. 65 en 104 Arbeidsovereenkomstenwet)

Het niet-concurrentiebeding wordt als onbestaande beschouwd indien het bruto jaarloon van de werknemer het bedrag van 34.819 EUR niet overschrijdt.

De beoordeling van de geldigheid van het niet-concurrentiebeding vindt plaats op het moment van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Het zijn dus de geïndexeerde loongrenzen die van kracht zijn op het moment van de toepassing van het niet-concurrentiebeding, die in aanmerking worden genomen om de geldigheid ervan te bepalen.

Om te berekenen of aan de loongrens is voldaan, moet niet alleen gekeken worden naar het vaste brutoloon, maar ook naar alle “voordelen verworven krachtens de overeenkomst” (bv. de eindejaarspremie, het vakantiegeld, eventuele voordelen in natura etc.).

Voor deeltijdse werknemers dient hun hypothetisch voltijds loon berekend te worden om na te gaan of de loongrens bereikt werd.

Te onthouden?

Vanaf 1 januari 2019 moet rekening worden gehouden met nieuwe geïndexeerde loongrenzen om de geldigheid van het scholingsbeding, het niet-concurrentiebeding en het scheidsrechterlijk beding te bepalen.

Bron: Aanpassing op 1 januari 2019 van de loonbedragen bepaald bij de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten aan het algemene indexcijfer van de conventionele lonen voor bedienden (artikel 131), B.S.12 november 2018.

dotted_texture