11/02/19

Aanvullende pensioenen: nieuws in 2019!

Ingevolge de omzetting van een Europese richtlijn werd de wet betreffende de aanvullende pensioenen aangepast. Ze wordt aantrekkelijker voor jonge werknemers en bevordert de mobiliteit van werknemers in het algemeen.

Een Europese richtlijn van 2014 met het doel de mobiliteit van werknemers tussen de lidstaten te vergroten en de verwerving en het behoud van aanvullende pensioenrechten te verbeteren, moest vóór 21 mei 2018 door de lidstaten, waaronder België, worden omgezet.

De Belgische wetgeving werd op twee belangrijke punten gewijzigd: de minimumleeftijd en de wachtperiode.

De wijzigingen waarvan hierna sprake, zijn op 1 januari 2019 in werking getreden.

1. Nieuwe werknemers

1.1. Huidige toestand

Werknemers die de leeftijd van 25 jaar hebben bereikt, worden onmiddellijk aangesloten bij een pensioenplan. Met andere woorden: een werknemer van minstens 25 jaar die in dienst wordt genomen door een onderneming die een pensioenplan heeft, wordt bijgevolg onmiddellijk bij dit plan aangesloten voor zover hij behoort tot een personeelscategorie die in het plan wordt bedoeld.

Onder deze leeftijd is dit niet verplicht en in dit opzicht kan een pensioenplan voorzien in een minimumleeftijd voor aansluiting.

1.2. Toestand op 1 januari 2019

De richtlijn bepaalt dat, indien voor de verwerving van pensioenrechten een minimumleeftijd wordt  vastgesteld, deze leeftijd niet hoger mag zijn dan 21 jaar.

België gaat verder en schaft de minimumleeftijd gewoon af. Bijgevolg zullen alle (huidige en toekomstige) werknemers ongeacht hun leeftijd onmiddellijk aangesloten zijn op 1 januari 2019.

2. Wachtperiode

2.1. Huidige toestand

Momenteel is het mogelijk om te voorzien in een verwervingsperiode van maximum een jaar. Dit betekent een minimumperiode om rechten te doen gelden op verworven reserves en prestaties. Deze wachtperiode kan de mobiliteit van de werknemer verhinderen.

2.2. Toestand op 1 januari 2019

De wachtperiode wordt afgeschaft. De werknemer kan zijn rechten op verworven reserves en prestaties doen gelden vanaf de aansluiting. Bijgevolg wordt elke voorwaarde tot verwerving van pensioenrechten als vervuld beschouwd op 1 januari 2019.

3. Drempel voor de overdracht

3.1. Huidige toestand

Bij uitdiensttreding heeft de werknemer de keuze uit de volgende mogelijkheden. Hij kan:

  • de verworven reserves overdragen naar de pensioeninstelling van zijn nieuwe werkgever;
  • de verworven reserves overdragen naar een speciale vorm van pensioeninstelling;
  • de verworven reserves bij de pensioeninstelling laten.

3.2. Toestand op 1 januari 2019

De afschaffing van voornoemde wachtperiode zal de gevallen doen toenemen waarin de verworven  reserve niet zeer groot zal zijn in termen van bedrag.

Om te vermijden dat formaliteiten worden toegepast die niet in verhouding staan tot een klein bedrag, blijft het bedrag bij de pensioeninstelling zonder wijziging van de pensioentoezegging wanneer het bedrag van de verworven reserves (zonder rekening te houden met de rendementsgarantie) op de datum van uitdiensttreding lager is dan 150 EUR (te indexeren). Dit is niet van toepassing als het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst anders bepaalt (het is dus geen verplichting).

Deze wijzigingen zijn van belang voor jonge werknemers en voor de mobiliteit van werknemers. Ze zullen daarentegen wel extra kosten voor de werkgevers met zich meebrengen. We raden hen dan ook aan voor meer inlichtingen contact op te nemen met hun verzekeraar.

Bron: Wet van 27 juni 2018 inzake de omzetting van richtlijn 2014/50/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende minimumvereisten voor de vergroting van de mobiliteit van werknemers tussen de lidstaten door het verbeteren van de verwerving en het behoud van aanvullende pensioenrechten (1), BS, 5 juli 2018.

Nathalie Wellemans - Legal Advisor Sr.

dotted_texture