Het is een van de weinige wegen die nog openliggen om de toekenning van gewoon brutoloon op het vlak van socialezekerheidsbijdragen te “optimaliseren”: aanvullingen toekennen op socialezekerheidsvoordelen.
Aanvullende socialezekerheidsvoordelen
De wet sluit inderdaad vergoedingen die de werkgever rechtstreeks of onrechtstreeks toekent en die moeten worden beschouwd als een aanvulling van socialezekerheidsprestaties, uit het begrip loon dat als basis dient voor de berekening van de socialezekerheidsbijdragen.
Opdat een toekenning op die grond zou vrijgesteld zijn van bijdragen, is vereist dat de vergoeding wordt toegekend om een inkomstenverlies of uitgaventoename te compenseren die het gevolg is van het feit dat zich een risico heeft gerealiseerd waartegen de sociale zekerheid bescherming biedt. Het Hof van Cassatie herhaalt dat nog maar eens in onder vermeld arrest.
Aanvullende gezinsbijslag
Weliswaar heeft de zesde staatshervorming de gezinsbijslagen overgeheveld naar de Gemeenschappen en spreekt de Vlaamse Gemeenschap niet meer van gezins- of kinderbijslagen, maar van een groeipakket, maar het blijft gaan om één van de deelregelingen van de sociale zekerheid. Een aanvulling van de voordelen van het groeipakket (of van het Brusselse, Waalse of Duitstalige equivalent) blijft dus vrij van socialezekerheidsbijdragen.
Maar dan moet de toekenning ervan duidelijk een aanvullende dekking bieden van een echt socialezekerheidsrisico. Een aanvulling van gezinsbijslagen moet m.a.w. tot doel hebben bij te dragen in de kosten van onderhoud en opvoeding van kinderen.
Uit het cassatiearrest van 25 maart 2019 dat hier wordt besproken, kan men afleiden dat het niet volstaat dat de werknemer netto meer overhoudt als gevolg van de aanvulling. In de zaak waarin het Hof uitspraak deed, had de werkgever het bedrag van het brutoloon dat de minima van de loonschalen oversteeg, vervangen door “alternatieve voordelen” die hij aanvullende gezinsbijslag, verwarmings- of elektriciteitsvoordeel noemde. Dat de werknemer omwille van het feit dat de werkgever die voordelen beschouwde als vrij van socialezekerheidsbijdragen, aldus een bedrag ontving dat 13,07 % hoger lag dan zijn initieel brutoloon, volstaat niet om wettig te besluiten dat zij tot doel hadden de uitgaven te compenseren die socialezekerheidsrisico’s meebrengen.
Wellicht was het Hof van Cassatie tot een andere conclusie gekomen als het arbeidshof te Luik zijn beslissing wat anders had gemotiveerd. Maar de boodschap is duidelijk: aanvullende gezinsbijslag is enkel vrij van socialezekerheidsbijdragen als hij werkelijk tot voorwerp heeft tegemoet te komen in de kosten verbonden aan “kinderlast”.
BRON: Cass. 25 maart 2019, S.17.0048.F