Met de wet van 18 oktober 2017 betreffende het onrechtmatig binnendringen in, bezetten van of verblijven in andermans goed heeft de wetgever meer middelen willen geven aan eigenaars die zich geconfronteerd zien met krakers.
Zo werd het binnendringen in, het bezetten van of het verblijven in een niet-bewoond pand zonder recht of titel strafbaar gesteld.
Ook voorzag de wetgever in de mogelijkheid voor de procureur des Konings om na een klacht van een eigenaar een ontruimingsbevel uit te vaardigen lastens degene die een niet-bewoond pand zonder recht noch titel betrekt.
Daarnaast werd in het Gerechtelijk Wetboek een duidelijke procedure ingeschreven om een persoon die een pand betrekt zonder recht noch titel uit huis te zetten. Dergelijke procedure dient te worden ingeleid bij de vrederechter middels verzoekschrift op tegenspraak of ingeval van strikte noodzakelijkheid bij eenzijdig verzoekschrift.
In het arrest van 12 maart 2020 met nummer 2020/39 heeft het Grondwettelijk Hof de regeling inzake het ontruimingsbevel van de procureur des Konings vernietigd.
Aangezien het bevel tot ontruiming enkel kan worden uitgevaardigd indien het verzoek daartoe op het eerste zicht kennelijk gegrond is, houdt dit de facto ook een beoordeling in van het in artikel 442/1, § 1 SW. vervatte misdrijf.
Het bevel tot ontruiming vormt een inmenging in het recht op eerbiediging van het privéleven en in het recht op onschendbaarheid van de woning.
Het voorafgaande optreden van een onafhankelijke en onpartijdige rechter, met inachtneming van de jurisdictionele waarborgen en met name van het recht op toegang tot een rechter en van de rechten van verdediging van de partij tegen wie de vordering tot ontruiming is gericht, vormt een essentiële waarborg om de inachtneming van voormelde grondrechten te verzekeren. De uitvoering ervan moet het voorwerp uitmaken van een controle door een onafhankelijke en onpartijdige rechter.
In principe komt het het openbaar ministerie niet toe maatregelen te bevelen die afbreuk doen aan de individuele rechten en vrijheden. Maatregelen die een dwangmaatregel of een schending van individuele rechten en vrijheden veronderstellen, mogen enkel worden uitgevoerd met de toestemming en onder de controle van een rechter. Het feit dat nog een (opschortend) rechtsmiddel mogelijk is bij de vrederechter tegen het ontruimingsbevel doet geen afbreuk aan deze vaststelling.
De uitvoering van het bevel tot ontruiming dat door de procureur des Konings is genomen, maakt niet noodzakelijk het voorwerp uit van een controle door een onafhankelijke en onpartijdige rechter.
De mogelijkheid om via de procureur des Konings de ontruiming van een bezet niet-bewoond pand te bekomen, werd aldus vernietigd.
De uithuiszettingsprocedure voor de vrederechter bleef daarentegen overeind, zodat eigenaars over de nodige actiemiddelen blijven beschikken.
Het arrest van het Grondwettelijk Hof vindt u hier.
Celine Van De Velde