Eind 2019 waren er in België ruim 151.000 zorgvolmachten en circa 120.000 mensen onder beschermingsstatuut. De maatschappelijke impact en de relevantie van bewindvoering wordt dus steeds groter. Bovendien worden dossiers steeds complexer. Sinds 1 maart 2019 is een nieuwe wet van kracht die het beheer van dossiers moet vereenvoudigen. Walter Niewold, emeritus-vrederechter, schetst de historiek en nieuwe maatregelen inzake bewindvoering.
In opdracht van Confocus presenteert u op 3 december 2020 de LIVE webinar “Bewindvoering en de nieuwe wetswijzigingen na 1 maart 2019: toegelicht vanuit medisch, juridisch en socio-economisch standpunt”. Kunt u beknopt de inhoud van dit seminarie toelichten?
Walter Niewold: “Tijdens deze LIVE webinar evalueer ik samen met de aanwezigen de relevante wetswijzigingen op het vlak van bewindvoering die van kracht zijn sinds 1 maart 2019, vertrekkende vanuit de bestaande wetgeving die ik ook uitgebreid toelicht. De nieuwe wetsartikelen worden gekaderd in de bestaande wetgeving. Ik besteed onder meer aandacht aan de uitbreiding van de zorgvolmacht, de procedure, de gewijzigde regelgeving patiëntenrechten bij bewindvoering en de uitgebreide ‘multidisciplinaire’ taak van de bewindvoerder. Ik bespreek ook aanpassingen aan de verslaggeving door de bewindvoerder, het medisch verslag en de evolutie naar digitale dossiers. Ik licht deze nieuwigheden toe aan de hand van praktische voorbeelden.”
Voor wie is deze webinar bestemd?
WN: “Deze webinar is bestemd voor al wie professioneel in aanraking komt met bewindvoering. Dit kan variëren van ervaren advocaat-bewindvoerders die hun kennis over deze materie willen opfrissen tot jonge collega’s die zich willen bekwamen in de materie. Maar ik verwelkom ook notarissen (zeker als het gaat om de buitengerechtelijke bescherming ofwel de zorgvolgmacht), juristen uit diverse sectoren (banken, ziekenhuizen, ocmw’s,…), gerechtsdeurwaarders, ombudsmensen, maatschappelijk assistenten en medici. Tijdens mijn seminarie merk ik dat medische profielen nood hebben aan een degelijke vorming over de juridische aspecten, terwijl bij juristen het omgekeerde principe geldt. De nieuwe wet slaat een brug tussen beide beroepsgroepen. Ik vind het zeer boeiend om tijdens de cursus heel uiteenlopende praktijkvragen te krijgen vanwege diverse professionals. Bovendien leren de deelnemers op die manier veel van elkaar.”
U past uw presentatie aan op maat van het deelnemerspubliek, niet?
WN: “Dat klopt. In de nieuwe wet is de hele bewindvoeringsprocedure grondig gewijzigd. De details van die procedure zitten vervat in mijn PowerPoint-presentatie, maar afhankelijk van het doelpubliek besteed ik meer of minder tijd aan deze procedurele aspecten. Bij een publiek van hulpverleners blijf ik langer stilstaan bij het correct invullen van een verzoekschrift, de redactie van het medisch verslag en andere praktische aspecten. Bij bewindvoerders daarentegen leg ik vooral de focus op hoe de procedure voor de vrederechter verloopt, met ook aandacht voor andere technische aspecten. Ik pas de inhoud dus aan op maat van de deelnemers.”
Het thema bewindvoering is ingrijpend gewijzigd. Kunt u kort de historiek schetsen van (de totstandkoming van) de nieuwe wetgeving?
WN: “Tijdens mijn lange loopbaan als vrederechter (van 1987 tot en met 2019) was ik een bevoorrechte getuige van hoe deze wet tot stand kwam. Vroeger bestond er weinig juridische regelgeving voor mensen met een mentale beperking, dementerenden, psychiatrische patiënten of mensen met neurologische aandoeningen. Zij genoten uiteraard de beste zorgen vanwege familie of zorgverleners, maar er was geen wettelijk kader om hen juridisch te beschermen.
In 1973 voerde de wetgever verlengde minderjarigheid in, een beschermingsstatuut waarbij op juridische wijze bevestigd is dat een persoon met een aangeboren verstandelijke handicap jonger blijft dan 15 jaar en dus onder het gezag blijft van zijn ouders of een voogd. Het nadeel van deze wet was dat ze enkel betrekking had op personen die van bij de geboorte of kort nadien een mentale beperking hadden. In de jaren 70 en 80 bestond weliswaar het principe van bewindvoering, maar de inhoudelijke invulling ervan was dag en nacht verschil met de huidige regelgeving. Zo was bewindvoering bijvoorbeeld enkel mogelijk voor psychiatrische patiënten. Maar van zodra iemand ontslagen werd uit een psychiatrische instelling, verviel het recht op een bewindvoerder. In de praktijk was dit trouwens vaak een bankier of andere persoon die vaak honderden van dergelijke bewindvoeringsdossiers beheerde.
Ook het statuut van onbekwaamverklaring was beschikbaar, maar hiervan werd in de praktijk zeer weinig gebruik gemaakt omdat het duur en juridisch zeer complex was, zonder oog voor pragmatische oplossingen.”
Hoe maakte de wetgever werk van nieuwe initiatieven?
WN: “Onder druk van een emancipatiebeweging van mensen met een handicap, gecombineerd met het afbrokkelen van het taboe op psychische ziekten, kwam langzaam maar zeker een beweging op gang die krijtlijnen uittekende voor extra juridische omkadering.
De Wet van 26 juni 1990 (de “Wet bescherming persoon geesteszieke”) kan beschouwd worden als een historisch compromis. Een collocatie is een vrijheidsberoving, om medische redenen. Een collocatiebesluit mag niet meer door de lokale overheid bevolen worden, maar enkel door een vrederechter op basis van medische verslagen. Want bij collocatie moet ook rekening gehouden worden met de Grondwet, die stelt dat je niemand van zijn vrijheid mag beroven dan bij gerechtelijke beslissing. Op basis van deze wet moet de vrederechter de knoop doorhakken, al blijft de rol van de medicus hierbij essentieel omdat hij advies moet geven over eventuele opname in een psychiatrische instelling.
Dezelfde redenering werd gevolgd bij de wetgeving inzake bewindvoering, tot stand gekomen bij wet van 18 juli 1991 (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad op 26 juli 1991, met de artikelen 488 bis en volgende in het Burgerlijk Wetboek).
Een van de lacunes van deze wetgeving was echter dat enkel een regeling voor goederen was uitgewerkt. Jarenlang werd gedebatteerd over de pro’s en contra’s van bewindvoering over de persoon en de manier waarop. Dit leidde in 2003 tot enkele wetswijzigingen, met onder andere de invoering van het begrip vertrouwenspersoon. Maar men slaagde er niet in om spelregels te maken voor de bewindvoering voor personen. Dit lukte wel met een nieuwe wet inzake bewindvoering van 2013 die sinds 1 september 2014 van kracht is. Deze wet – die een vervanging was voor de wet op de onbekwaamheid, de gerechtelijk raadsman, het voorlopig bewind en de verlengde minderjarigheid – bevatte een gerechtelijk en buitengerechtelijk luik. In het gerechtelijk luik werd via meerdere punten de onbekwaamheid omschreven om goederen te beheren en om te zorgen voor de eigen persoon.
Maar ook hier doken vrij snel zwakke punten op. Daarom keurde het federale parlement op 20 december 2018 een nieuw wetsontwerp goed dat de wetgeving inzake bewindvoering verder moest vereenvoudigen en de weg moest effenen naar een modernisering en digitalisering van de procedure. Je zou kunnen zeggen dat de beleidsmakers het bouwwerk intact hebben gelaten, maar binnen dit kader nuttige aanpassingswerken hebben uitgevoerd. Het geheel van deze wettelijke bepalingen, en vooral de wijzigingen vanaf 1 maart 2019, vormen het onderwerp van de LIVE webinar die ik op 3 december in opdracht van Confocus presenteer.”
Wat waren lacunes in de wet van 2013?
WN: “In deze wet was de buitengerechtelijke volmacht enkel van toepassing voor goederen. Je kon bij een notaris een zorgvolmacht laten opmaken om het beheer van jouw goederen in handen te geven aan een andere persoon. Maar voor jouw persoonlijke beslissingen kon dit niet. De nieuwe wet heeft dit aangepast. Daarnaast moest een opgestelde zorgvolmacht wettelijk opgenomen worden in het centraal register van verklaringen (CRV) bij de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat (Fednot), maar de opheffing of wijziging van de volmacht was niet in de wet voorzien. Ook dit is gecorrigeerd. Een van de belangrijkste wijzigingen situeert zich op het vlak van de vertegenwoordigingsregeling in de wet patiëntenrechten. In de wet van 2013 moest de vrederechter oordelen of een persoon nog bekwaam was om zijn patiëntenrechten uit te oefenen. De wet op de patiëntenrechten stelt echter dat de behandelende geneesheer bepaalt of een patiënt voldoende bekwaam om zijn rechten uit te oefenen. Dit zorgde voor een tegenstrijdigheid tussen de bevoegdheid van de rechter en medici. Die angel is uit de oude wetgeving gehaald: de vrederechter moet niet meer oordelen over de patiëntenrechten, maar wel over het feit of een bewindvoerder over een persoon bevoegd is om deze rechten uit te oefenen als de arts oordeelt dat de patiënt onbekwaam is. Ik geef toe dat dit juridische spitstechnologie is (men moest immers een ‘kapstok’ vinden om de bewindvoerder bevoegd te maken), maar toch gaat het hier om een goede aanpassing van de wet.
Een andere anomalie in de wet is dat de vrederechter zijn toestemming moest geven voor bepaalde medische handelingen. Dit leidde soms tot absurde situaties, waarbij hij stricto sensu zijn fiat moest geven voor een bezoek aan de huisarts bij een banale verkoudheid. Uiteraard is ook deze weeffout in de wetgeving gecorrigeerd.
De procedure voor bewindvoering heeft een ware facelift gekregen. Deze regelgeving was zeer complex en formalistisch, met diverse procedures. Dit kluwen wordt herleid tot slechts één procedure, waarbij een onderverdeling geldt tussen louter administratieve procedures (bijvoorbeeld een machtiging van de bewindvoerder) en procedures die betrekking hebben op de juridische bekwaamheid van de beschermde persoon. Wat het al dan niet oproepen van personen betreft, heeft de vrederechter een grotere beslissingsmacht gekregen. Hij benoemt een bewindvoerder pas na bevestiging van zijn aanvaarding, zoals dit reeds gold in het kader van de voogdij. Hij bepaalt ook zelf wie hij hoort of ziet in een bewindvoeringsdossier, wat dus een grotere flexibiliteit oplevert.
Last but not least werd in de nieuwe wet een wettelijk kader geschapen voor de digitalisering van bewindvoering en de implementatie van een digitaal dossier. De uitwerking bij Koninklijk Besluit wordt verwacht tegen 1 januari 2021, nadat al een eerste uitstel gebeurde op 1 januari 2020.”
Hoe staan vrederechters tegenover deze nieuw procedure?
WN: “De vrederechters beschouwen deze hervormde procedure als een positieve evolutie. Omdat de wetgeving minder formalistisch geworden is, krijgen ze een grotere verantwoordelijkheid en ook meer ruimte voor een eigen, pragmatische invulling op mensenmaat. Voor vrederechters is en blijft het cruciaal dat de mens centraal blijft staan. Velen van hen doen grote inspanningen om het strikte juridische kader te verlaten en ook oog te hebben voor menselijke, psychologische en medische aspecten. Sinds de eerste hervormingen in 1991 vraagt dit een groot aanpassingsvermogen. De vereenvoudiging en modernisering van de wet op de bewindvoering mag als een inhoudelijke verrijking beschouwd worden van de job van vrederechter. In veel sectoren zien we vandaag een trend naar een multidisciplinaire aanpak. Ik denk bijvoorbeeld aan huisartsenpraktijken waarbinnen ook verplegers actief zijn, fusies tussen notariaten of consultancykantoren die een mix van juridisch, boekhoudkundig en fiscaal advies geven. Die tendens zien we ook in het domein van bewindvoering, waarbij medische en juridische aspecten elkaar beïnvloeden en op elkaar ingrijpen. De invoering van bewindvoering voor personen was hier een belangrijke nieuwigheid. In een bewindvoeringsdossier zit je met een materieel aspect, het beheer van goederen én een zorgaspect. Met andere woorden: wie draagt zorg voor de mens?
In het kader van dit vraagstuk kan de vrederechter als coördinator een belangrijke meerwaarde bieden. De laatste jaren zag ik jammer genoeg een opvallende stijging – naast de ‘klassieke’ doelgroep van dementerende bejaarden en mensen met een mentale beperking – van jongeren die kampen met een drugs- en/of alcoholprobleem, gecombineerd met psychische problemen, een lichte mentale achterstand en een onstabiele thuissituatie (soms in nieuw samengestelde gezinnen). Omdat die jongeren op meerdere fronten in de problemen komen – financieel, strafrechtelijk, administratief en medisch – is een multidisciplinaire aanpak door vrederechters dan ook meer dan welkom.”
Hoe schat u de impact in van de digitalisering van de wet inzake bewindvoering?
WN: “Deze modernisering is principieel verankerd in de nieuwe wet, maar wordt nog verder bij Koninklijk Besluit uitgewerkt tegen 1 januari 2021. De FOD Justitie voorziet een nieuwe centraal register waarbij alle mededelingen, notificaties en kennisgevingen in het kader van bewindvoering elektronisch zullen kunnen gebeuren. Dit wordt een waar titanenwerk, want het gaat hier om ruim 120.000 personen waarvoor een beschermingsstatuut geldt. Het register zal als authentieke bron gelden voor alle akten en gegevens die daarin geregistreerd worden. Deze maatregel verdient uiteraard alle lof. Toch vraag ik me welke impact dit zal hebben op de werkdruk van medewerkers die deze aanvragen in goede banen moeten leiden en mensen moeten begeleiden. Zal er extra personeel voorzien worden? En ook: wie krijgt toegang tot welke informatie? Zullen alle geregistreerde gegevens voldoende beveiligd zijn? En last but not least: zal de mens centraal blijven staan in deze ingrijpende digitale hervorming? Hier maak ik me toch wel zorgen over, omdat ik vanuit de praktijk heb kunnen vaststellen dat een aanzienlijk deel van de bevolking – in alle lagen van de samenleving – nog niet mee is met deze nieuwe manier van werken. Het zal dus meer dan ooit belangrijk zijn om ervoor te zorgen dat hier niemand uit de boot valt…”
Hartelijk dank voor het interview!
Auteur: Geert Van Cauwenberge