De uitoefening van bepaalde beroepsactiviteiten bestaat soms voor een groot deel uit wachten, bv. voor advocaten die hun beurt moeten afwachten om een zaak te pleiten. Maar terwijl advocaten zelf kunnen uitmaken of zij die tijd als arbeidstijd beschouwen (en aanrekenen) hebben werknemers en hun werkgevers dat niet in de hand: arbeidstijd is in die arbeidsverhoudingen een juridisch begrip. Bovendien gaat het in het kader van de Europese Arbeidstijdrichtlijn om een begrip van Unierecht dat eenvormig moet worden uitgelegd in de lidstaten.
Volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie moet wachttijd die werknemers doorbrengen op de werkplek of een andere plaats waar de werknemer op verzoek van de werkgever een activiteit moet verrichten, altijd als arbeidstijd worden beschouwd.
Met wachttijd die werknemers thuis of op een andere vrij door hen gekozen plaats mogen doorbrengen, is dat minder evident. De wachttijd bestaat dan in bereikbaar en oproepbaar zijn.
In twee arresten van 9 maart 2021 verduidelijkt het Hof van Justitie wanneer wachttijd met permanente bereikbaarheid als arbeidstijd moet worden beschouwd (zie voor eerdere rechtspraak i.v.m. wachtdiensten zonder verplichte aanwezigheid op de arbeidsplaats Sociaal Compendium Arbeidsrecht 2020-2021, nr. 1628). De arresten werden gewezen door de Grote Kamer van het Hof, wat het belang aantoont van de overwegingen en beslissingen die zij bevatten. Het Hof onderstreept overigens zelf dat het hier gaat om de toepassing van “bijzonder belangrijke voorschriften van het sociaal recht van de Unie”, met name die m.b.t. maximale arbeidstijd en minimale rusttijd. Die mogen niet restrictief worden uitgelegd ten koste van de werknemer.
TOTAALBEOORDELING
Op basis van alle omstandigheden van de zaak…
Het Hof geeft in beide arresten aan dat uitmaken of wachttijd met permanente bereikbaarheidarbeidstijd is, moet gebeuren op grond van een totaalbeoordeling van alle omstandigheden van de zaak.
Uiteraard en in de eerste plaats komt de langere of kortere duur in aanmerking van het tijdsbestek waarbinnen de werknemer bij een noodzakelijke interventie het werk moet kunnen hervatten.
Maar dat is niet het enige. Uit de arresten blijkt dat ook rekening moet worden gehouden met zaken als
- de concrete impact van die reactietijd, rekening houdend met de verplichtingen die de werknemer opgelegd krijgt of de faciliteiten die hem worden geboden bij de wachtdienst;
- het gemiddeld aantal prestaties dat de werknemer normaal gezien daadwerkelijk per wachtdienst verricht, tenminste als dat objectief kan worden ingeschat;
- de al dan niet bestaande realistische mogelijkheid voor de werknemer de werkplaats te verlaten;
- de verplichtingen die de wet, de arbeidsovereenkomst, het arbeidsreglement of de werkgever oplegt tijdens de wachttijd.
Vooral de eerste twee elementen zijn blijkbaar van belang, want zij worden in het beschikkend gedeelte van de arresten hernomen.
… maar toch ook weer niet.
Ondanks het gebruik van de term totaalbeoordeling komen volgens de arresten niet alle elementen in aanmerking.
In beide uitspraken onderstreept het Hof dat geen rekening mag worden gehouden met organisatorische problemen die een wachtdienst met zich kan brengen voor de werknemer, maar die niet voortvloeien uit verplichtingen die op de werknemer rusten, zoals de grote afstand die het gevolg is van zijn vrij gekozen domicilie.
Het arrest in de zaak- Radiotelevizija Slovenija vermeldt dat het bij de beoordeling irrelevant is dat de werkplek moeilijk bereikbaar is en dat de onmiddellijke omgeving van de werkplek van de werknemer weinig recreatiemogelijkheden biedt.
WACHTTIJD DIE ARBEIDSTIJD IS
In de zaak- Radiotelevizija Slovenija werd van de werknemer, een gespecialiseerd technicus bij een zendstation, verwacht dat hij telefonisch bereikbaar zou zijn en zo nodig binnen het tijdsbestek van een uur op zijn werkplek kon arriveren. De werkgever stelde hem op de werkplek een dienstwoning ter beschikking waarin hij kon verblijven, maar dat was hij niet verplicht.
In de zaak- Stadt Offenbach am Main diende de werknemer, een brandweerman-korpschef, in interventiekleding en met het door zijn werkgever ter beschikking gestelde dienstvoertuig binnen het tijdsbestek van twintig minuten de stadsgrenzen van zijn standplaats te kunnen bereiken, met gebruikmaking van de speciale voorrangs- en doorgangsrechten die voor dat voertuig gelden.
In beide zaken rees de vraag of de wachttijd als arbeidstijd te beschouwen is.
Criterium: objectieve en aanzienlijke beperking van de vrije invulling van de tijd
Welnu, zegt het Hof in de twee arresten, de wachttijd van de twee werknemers vormt enkel integraal arbeidstijd als uit de hierboven toegelichte totaalbeoordeling van alle omstandigheden van de zaak blijkt dat
- gedurende de betrokken wachtdienst
- aan de werknemer zodanige verplichtingen worden opgelegd dat hij
- objectief en aanzienlijk
- wordt beperkt in zijn mogelijkheden om tijdens die dienst
- de tijd waarin geen beroepswerkzaamheden van hem worden verlangd
- vrij in te vullen en aan zijn eigen interesses te besteden.
Het Hof spreekt zich m.a.w. zelf niet uit over de vraag of de wachttijd in beide gevallen arbeidstijd is, maar laat dat over aan de nationale rechter.
Volledig of gedeeltelijk
Is aan het voornoemde criterium voldaan, dan is de wachtdienst integraal als arbeidstijd aan te merken.
Zijn de verplichtingen die de werknemer bij een bepaalde wachtdienst opgelegd krijgt, minder intens en laten zij hem de mogelijkheid zonder al te veel problemen zijn tijd te beheren en zich met zijn eigen interesses bezig te houden, dan vormt enkel de tijd die verbonden is met de werkprestatie die tijdens de wachtdienst in voorkomend geval daadwerkelijk wordt verricht, arbeidstijd.
WACHTTIJD DIE RUSTTIJD IS
Wanneer een wachtdienst geen arbeidstijd is, maakt hij deel uit van de rusttijd. Naar Europees recht bestaan immers enkel die twee: arbeidstijd en rusttijd. Een tussencategorie is er niet.
Het Hof merkt op dat de omstandigheid dat wachtdienst geen arbeidstijd is (en dus als rusttijd moet worden gekwalificeerd) niet belet dat daaromtrent geen verplichtingen zouden rusten op de werkgevers.
Wachttijden maken deel uit van de werkomgeving in de ruime zin en werkgevers zijn verplicht hun werknemers te beschermen tegen de psychosociale risico’s die zich in de werkomgeving kunnen voordoen. Zij kunnen dan ook geen zodanig lange of frequente wachtdiensten invoeren dat die een risico voor de veiligheid of gezondheid van de werknemers opleveren, ook als de wachtdiensten niet als arbeidstijd, maar als rusttijd worden aangemerkt.
VERLONING
Ten slotte herhaalt het Hof van Justitie in de twee arresten nog dat het Europees recht zich niet uitspreekt over de vraag of en hoe wachttijd moet worden vergoed. Dat is uitsluitend een aangelegenheid van de nationale regels van de lidstaten.
Wel lijkt het Hof ervan uit te gaan dat voor wachttijd die geen arbeidstijd is “iets” wordt toegekend, bv. een som ter compensatie van de ongemakken die de wachtdiensten veroorzaken voor de vrijetijdsbesteding van de werknemer. Maar het bedrag moet niet gelijk zijn aan het loon.
Hoewel het Hof dat niet zegt, moet de compensatie ook niet in een geldsom bestaan. Een voordeel in natura of een compensatie in “inhaalrust” zijn bijvoorbeeld ook mogelijk.
Voor sommige rechters die zich moeten uitspreken over de vordering van een werknemer om vergoeding voor wachttijd, of die nu arbeidstijd is dan wel rusttijd is, blijkt de verleiding groot een bedrag gelijk aan het loon toe te kennen. Dat is inderdaad het gemakkelijkst en er zijn dan ook al precedenten in die zin.
Daarom is het voor werkgevers aangewezen dat in de een of andere vorm van compensatie wordt voorzien. Maar ook voor werknemers is dat overigens een goede zaak, want bij ontstentenis van enige voorziening hebben zij voor wachttijden die geen arbeid zijn, eigenlijk recht op … niets.
Auteur: Willy van Eeckhoutte
BRON:
HvJ 9 maart 2021, C-344/19 (Radiotelevizija Slovenija)
HvJ 9 maart 2021, C-580/19 (Stadt Offenbach am Main)