29/12/11

Persoonlijke verschijning tijdens echtscheidingsprocedure afgeschaft

Bij Wet van 27 april 2007 werd de oude Echtscheidingswetgeving volledig hervormd. Eén van de opvallendste wijzigingen was dat de partij, die het initiatief nam in de echtscheidingsprocedure, nu zelf verplicht werd aanwezig te zijn op de zitting. Indien het initiatief uitging van beide echtgenoten, dienden ze beiden verplicht aanwezig te zijn. Ook de partij die geen initiatief had genomen maar wel akkoord ging met de echtscheiding, diende tot op heden persoonlijk te verschijnen.

Vanuit de praktijk kwam al snel kritiek op deze verplichte persoonlijke verschijning van de initiatiefnemer, die werd ervaren als tijdrovend, nutteloos en vaak emotioneel belastend aangezien beide partijen nodeloos opnieuw met mekaar geconfronteerd worden in de echtscheidingskamer.
Daarenboven werden de werkzaamheden van de rechtbank hierdoor extra belast en was de infrastructuur van de Rechtbanken hierop niet voorzien. Ook de taakinvulling van de advocaat kwam hierdoor in het gedrang aangezien deze normaliter zou kunnen verhinderen dat partijen mekaar nodeloos zouden ontmoeten door zijn/haar cliënt ter zitting te vertegenwoordigen. De kans dat partijen zich zouden verzoenen door mekaar terug te zien tijdens de zitting bleek overigens bijna onbestaande.

Redenen genoeg dus om de persoonlijke verschijning af te schaffen en dit gebeurde uiteindelijk ook bij Wet van 5 april 2011 (nieuw art. 1255§6 eerste en tweede lid Ger.W.). Partijen hoeven dus niet langer persoonlijk aanwezig te zijn wanneer hun echtscheidingsdossier behandeld wordt en kunnen opnieuw geldig vertegenwoordigd worden door hun advocaten. Dit zal voor vele partijen een enorme opluchting betekenen.

In diezelfde Wet wordt tevens de verplichte poging tot verzoening afgeschaft. De praktijk heeft immers uitgewezen dat partijen in dit stadium van de procedure reeds te ver gevorderd zijn om nog een verzoening te bewerkstelligen.

De verplichte persoonlijke verschijning werd afgeschaft, maar blijft wel steeds mogelijk. De tegenpartij of het Openbaar Ministerie kan hierom verzoeken, maar de Rechter kan dit ook ambtshalve opleggen indien hij dit nuttig acht.

Wel werd de verplichte persoonlijke verschijning van partijen opgelegd voor de kortgedingrechter wanneer deze laatste moet oordelen over de voorlopige maatregelen aangaande de persoon, het levensonderhoud en de goederen van de minderjarige kinderen. (nieuw art. 1280 Ger.W.). Enkel in uitzonderlijke gevallen kan hiervan worden afgeweken. De zitting zal wel plaatsvinden in Raadkamer ipv in de openbare zittingszaal conform het nieuwe art. 757§2, n°3 en n°11 Ger.W.).
Indien de verplichte persoonlijke verschijning niet wordt gerespecteerd door partijen, heeft de Rechter de mogelijkheid om de vordering van de niet-verschijnende partij voor vervallen te verklaren. De Rechter heeft hierin dus steeds een appreciatiebevoegheid.

De afschaffing van de verplichte verschijning heeft tot gevolg dat rechter de partijen niet meer kan wijzen op de mogelijkheid van bemiddeling. Daarom bepaalt de nieuwe Wet dat de griffier samen met de gerechtsbrief waarin partijen in kennis worden gesteld van de datum van behandeling van hun echtscheidingsdossier, de Wetgeving inzake bemiddeling, de lijst van erkende bemiddelaars en de infobrochure overmaakt. Indien de vordering wordt ingeleid bij dagvaarding, maakt de griffier deze documenten over op het tijdstip waarop de zaak wordt ingeschreven op de algemene rol.

De Wet treedt in werking op 01.12.2011 en wordt onmiddellijk toegepast op de hangende rechtszaken.

Enkel voor wat betreft de informatieverstrekking inzake bemiddeling is een overgangsregeling voorzien. Dit aspect zal pas van toepassing zijn op procedures ingeleid na 01.12.2011.

dotted_texture