De huidige informatiemaatschappij biedt de mogelijkheid om via zoekmachines als Google, Yahoo en andere snel en gericht informatie te verzamelen over een individu. De gevonden internetpublicaties - juist of onjuist - schetsen een bepaald profiel op basis waarvan men zich dan een oordeel vormt. Dit oordeel kan verregaande economische gevolgen hebben.
Op zich is het een goede zaak: het internet documenteert en archiveert, waardoor het een garantie biedt voor het recht op vrijheid van meningsuiting enerzijds, en het recht op informatie van de internetgebruiker anderzijds. Afgezien daarvan zijn er situaties denkbaar, waarin de voormelde rechten conflicteren met andere beschermenswaardige rechten, zoals het recht op privéleven, recht op een goede naam en het vermoeden van onschuld. Men denke aan de gevallen waarin een onderneming en haar management beschuldigd werden van milieumisdrijven - maar jaren later buitenvervolging werden gesteld - of aan een belastingsfraudeur, die zijn fiscale boetes betaalde en zijn straf uitzat.
De wetgever voorziet, in functie van re-integratie in de maatschappij, in een aantal mechanismen om het verleden te wissen: de verjaring, de weglating uit het centraal strafregister, eerherstel en amnestie zijn daar enkele voorbeelden van. De digitale media gommen echter niet. Integendeel, zij recycleren de informatie uit hun archieven en plaatsen zelfs jaren later hun digitale archieven - gratis of tegen betaling - online. Zij begaan hiermee in wezen geen inbreuk, maar moeten toch voorzichtig zijn en de persoonlijkheidsrechten van het individu - voorwerp van het artikel - in het achterhoofd houden. Men kan zich afvragen of de betrokkene ook niet het recht heeft om ‘vergeten' te worden?
Het vergeetrecht (‘droit à l'oubli', ‘right to be forgotten') maakt deel uit van ons positief recht als een modaliteit van het grondrecht op privéleven zoals beschermd door artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Dit recht is evenwel niet absoluut en dient - nu er geen hiërarchie tussen de verschillende grondrechten bestaat - steeds afgewogen te worden tegen andere grondrechten en vrijheden, zoals het recht op vrijheid van meningsuiting, informatie en de vrijheid van ondernemerschap.
Die belangenafweging gebeurt concreet aan de hand van een aantal indicatoren, waaronder de verstreken tijd tussen de feiten en de publicatie van de bijdrage en de maatschappelijke relevantie tot personificatie van de betrokkene. Het recht op informatie zal zo bijvoorbeeld meer doorwegen bij een actuele bijdrage over een politicus dan bij een particuliere, historische gebeurtenis over een privépersoon. Ook de hoedanigheid van de betrokkene (verdachte, veroordeelde of slachtoffer) en het gebruikte medium kunnen van belang zijn. Voor slachtoffers geldt een strengere bescherming dan voor daders en specifiek voor slachtoffers van seksuele deliquenten bestaat een strikt strafrechtelijk verbod tot identificatie. Nog een ander criterium is dat beeld- en fotomateriaal vaak sneller aan actualiteitswaarde verliest dan een tekstuele bijdrage, zodat bij de beoordeling ook hiermee rekening moet worden gehouden.
De Europese richtlijn gegevensbescherming (95/46//EG) kent in artikel 12 sub b van de richtlijn alleszins een recht tot rectificatie, uitwissing en afscherming van onjuiste en/of onvolledige persoonsgegevens toe. Eenzelfde regeling werd voorzien voor de gevallen waarin de betrokkene "zwaarwichtige en gerechtvaardigde redenen" zou hebben (artikel 14 sub a van de richtlijn). Onjuiste en/of onvolledige gegevens kunnen dus met zekerheid op verzoek van de betrokkene herwerkt, desnoods aangevuld worden.
Een algemeen recht op vergetelheid, op basis van subjectieve redenen, bestaat vooralsnog niet. Volledigheidshalve dienen wij er hier wel op te wijzen dat de Europese Commissie een dergelijk algemeen recht wel opnam in haar voorstel tot algemene verordening gegevensbescherming van 25 januari 2012 (‘Recht om vergeten te worden en om gegevens te laten wissen'). Op grond van artikel 17 van de Verordening zou van de voor de verwerking verantwoordelijke (o.a. webmaster) verwacht worden dat hij ervoor zorgt dat persoonsgegevens gewist en niet verder verspreid worden wanneer die gegevens niet langer nodig zouden zijn voor het doel waarvoor zij verzameld werden, de betrokkene de eerder gegeven toestemming zou intrekken en de betrokkene bezwaar zou maken tegen de verwerking, in het bijzonder in gevallen van direct marketing. Wel zouden gegevens langer bewaard kunnen worden als dat nodig zou zijn voor o.a. de volksgezondheid of het recht op vrijheid van meningsuiting. Gelet op de kritiek op dit aspect van de Verordening is het echter lang niet zeker of we het algemeen vergeetrecht binnenkort zullen kunnen begroeten.
Een bijzondere rol is daarbij in de ontwerpverordening weggelegd voor de zoekmachines. Hoewel zij in de regel - als dienstverleners - niet worden aangemerkt als voor de verwerking verantwoordelijken, kunnen zij er in bepaalde gevallen toch toe gehouden zijn om informatie uit hun index te verwijderen. Dit geldt bijvoorbeeld wanneer een webmaster, na aanpassing van diens bronpagina, zou verzoeken om het cachegeheugen bij te werken dan wel de in het cachegeheugen opgeslagen pagina te verwijderen. Dit is ook logisch en vermijdt dat internetgebruikers blijvend toegang hebben tot de geconsulteerde site of een verouderde versie ervan. Zoekmachines nemen immers, om het zoeken te versnellen en de toegang tot websites die tijdelijk offline zijn mogelijk te maken, momentopnames van webpagina's op het ogenblik van indexering.
Als besluit kunnen we wel stellen dat het vergeetrecht terrein wint, maar nog lang niet opgewassen is tegen het olifantengeheugen van het internet. Gevallen dienen steeds afzonderlijk beoordeeld te worden aan de hand van de bovengeschetste belangenafweging. In sommige gevallen zal deze toets leiden tot het offline halen dan wel aanpassen of aanvullen van de content. Een aandachtspunt hierbij is dat aanpassing of weglating niet leidt tot een gemanipuleerde realiteit, aldus dat de verschillende grondrechten middels een pragmatische oplossing verzoend worden met elkaar.