De fiscale wetten van eind 2023, zijn vandaag goedgekeurd door het parlement. Het wetsontwerp van de programmawet werd op 23 november voorgelegd aan de Kamer. Het wetsontwerp houdende diverse fiscale bepalingen werd op 19 oktober ingediend. Beide wetten zullen in werking treden op 1 januari 2024. We vatten de impact van de belangrijkste bepalingen samen:
De programmawet
1. Voor vennootschappen
Wijzigingen in de jaarlijkse taks op de kredietinstellingen
De jaarlijkse taks op de kredietinstellingen (de zogenaamde bankentaks) zal worden opgetrokken naar 0,17581% voor het gedeelte van de belastbare grondslag dat 50 miljard euro overschrijdt. Er wordt een boetesysteem ingevoerd om te verhinderen dat deze taks wordt afgewenteld op klanten.
Aanpassing van antimisbruikbepalingen
Het doel van de wijzigingen aan antimisbruikbepalingen is de invoering van een ruimer criterium van wederzijdse afhankelijkheid tussen Belgische en buitenlandse belastingplichtigen die genieten van gunstige belastingregimes, waarbij verschillende vormen van economische, bestuurlijke of structurele afhankelijkheid worden meegenomen. Deze wijzigingen beogen de voorspelbaarheid en de toepassing te verbeteren.
Sinds 2012 omvatten maatregelen voor fiscale transparantie onder andere de landenrapportering en de uitbreiding van de Europese « Code of Conduct » -groep, in lijn met de rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU om misbruik te voorkomen en een fiscaal evenwicht te handhaven tussen de lidstaten.
Gespecialiseerde vastgoedbeleggingsfondsen
Gespecialiseerde vastgoedbeleggingsfondsen (GVBF) zijn institutionele entiteiten die uitsluitend in vastgoed beleggen. Beleggen in een GVBF is uitsluitend voorbehouden voor in aanmerking komende institutionele en professionele beleggers. De registratie als GVBF gaat gepaard met een afwijkend (en voordelig) belastingregime, maar brengt een fiscale vereffening met zich mee waarbij een exitheffing van 15% wordt toegepast.
Als een GVBF de regels overtreedt, kan de FOD Financiën de erkenning schrappen, waardoor het fonds zijn belastingvoordelen verliest.
GVBF hebben een beperkte looptijd van 10 jaar, die bij beslissing van de aandeelhouders kan worden verlengd. Omgekeerd kan de inschrijving als GVBF worden ingetrokken vóór het einde van die periode. Dit creëert de theoretische mogelijkheid om een verlaagd belastingtarief te krijgen op vrijgestelde reserves of latente meerwaarden via een GVBF waarvan de registratie snel wordt ingetrokken of die snel wordt vereffend. De programmawet voegt een bijkomende heffing van 10% als het GVBF niet geregistreerd is voor ten minste 5 jaar, of als de aandelen niet worden aangehouden gedurende 5 jaar na een inbreng.
Controlled Foreign Company (CFC)
Met de hervorming van de vennootschapsbelasting van 2017 werd het CFC-regime ingevoerd in het Wetboek van de Inkomstenbelastingen. Het doel van dit regime is om de inkomsten van de CFC rechtstreeks te belasten bij de vennootschap die er zeggenschap over heeft. Sinds 2017 betreft dit regime uitsluitend de niet-uitgekeerde winsten van een gecontroleerde buitenlandse vennootschap.
De programmawet breidt het toepassingsgebied uit en voorziet de belasting van alle passieve inkomsten van laag belaste vennootschappen, en vereist bovendien het bewijs van werkelijke economische activiteit. Deze overgang impliceert een herziening van de criteria die een vennootschap als een CFC definiëren en staat de belasting van winsten toe, tenzij het bewijs van substantiële activiteit geleverd wordt. De programmawet voorziet in de vrijstelling van buitenlandse belastingen om dubbele belastingheffing te voorkomen. Er is een nieuwe CFC-aangifteplicht gepland om de administratieve efficiëntie te verbeteren.
Kaaimantaks
De programmawet voorziet in het belasten van Belgische inwoners die juridische structuren opzetten in het buitenland, tenzij ze kunnen aantonen dat er voorafgaande belastingheffing in België heeft plaatsgevonden.
De belangrijkste pijlers van deze hervorming omvatten de invoering van een drempel van 50%, de creatie van een "exit tax", de verruiming van de definitie van "oprichter" en de belasting van onbelaste uitgekeerde inkomsten tegen een tarief van 30%. Desondanks blijven er twijfels bestaan over de geldigheid en de conformiteit met het Europese recht; de reserves van de Raad van State wijzen op een risico van vernietiging door het grondwettelijk hof.
Aftrekbeperking van de jaarlijkse taksen op kredietinstellingen, de collectieve beleggingsinstellingen en verzekeringsondernemingen.
Via de programmawet van 26 december 2022 werd een gedeeltelijke beperking van de aftrekbaarheid van de jaarlijkse taksen op de kredietinstellingen ingevoerd voor kredietinstellingen, collectieve beleggingsinstellingen en verzekeringsondernemingen. Sinds 1 januari 2023 worden deze taksen in de vennootschapsbelasting en de belasting niet-inwoners/vennootschappen ten belope van 80% als een niet-aftrekbare beroepskost beschouwd.
Vanaf 1 januari 2024 zal deze niet-aftrekbaarheid worden opgetrokken tot 100%.
2. Maatregelen gemeenschappelijk voor natuurlijke personen en rechtspersonen.
Wijziging van het tarief van de registratierechten van toepassing op de vestiging en overdracht van erfpacht- en opstalrechten
Met ingang van 1 januari 2024 stijgt het tarief van de registratierechten voor overeenkomsten tot vestiging of overdracht van een recht van erfpacht of opstal van 2% naar 5%. Deze verhoging is van toepassing op akten die op of na deze datum worden ondertekend, tenzij ze zijn voorafgegaan door een eerdere onderhandse akte, op voorwaarde dat de authenticiteit van deze datum wordt aangetoond. Voor akten die vóór 1 januari 2024 worden ondertekend en een zekere datum hebben, blijft het huidige tarief gelden.
BTW-tarief met betrekking tot de afbraak en heropbouw van gebouwen
Er bestaan twee BTW-regelingen voor de afbraak en heropbouw in België. De eerste regeling biedt sinds 2007 een verlaagd btw-tarief van 6% in 32 stedelijke gebieden, zonder specifieke sociale voorwaarden. De tweede regeling, die geldig is tot 2023, past dit verlaagde tarief overal toe behalve in stedelijke gebieden, met inbegrip van de levering van gerenoveerde woningen voor ontwikkelaars die aan specifieke sociale voorwaarden voldoen. Het tweede tarief, geldig tot 2023, past dit verlaagde tarief toe overal behalve in stedelijke gebieden, en is van toepassing op de levering van gerenoveerde woningen voor ontwikkelaars die specifieke sociale huisvestingsvoorwaarden naleven.
Artikel 58 van de programmawet vervangt deze regelingen, vereist een nauw verband tussen de afbraak en heropbouw om te kunnen genieten van het verlaagde BTW-tarief, sluit projecten zonder voornemen tot heropbouw uit en breidt de regeling uit tot het hele land. Deze maatregelen zijn bedoeld om het bouw- en sociale huisvestingsbeleid te ondersteunen, waarbij de tijdelijke regeling wordt verlengd tot 2023 om de bestaande tarieven te handhaven.
Wet houdende diverse fiscale bepalingen
Jaarlijkse taks tot vergoeding der successierechten geheven op rechtspersonen (patrimoniumbelasting)
De hierboven besproken programmawet is niet het enige wetgevend instrument dat aan het einde van dit jaar het fiscale landschap wijzigt. De regering is bijvoorbeeld van plan om de jaarlijkse taks tot vergoeding der successierechten die wordt geheven op verenigingen zonder winstoogmerk (vzw’s), private stichtingen en op internationale verenigingen zonder winstoogmerk (internationale vzw’s), te verhogen.
Ter herinnering, iedere rechtspersoon die een belangeloos doel nastreven (vzw's, verschillende niveaus van de publieke administratie, OCMW's, publieke religieuze verenigingen en intercommunales) die in België haar statutaire zetel, voornaamste inrichting, zetel van bestuur of beheer heeft, is onderworpen aan een belasting op diens jaarlijkse netto-inkomen, waaronder onroerende inkomsten, inkomen uit roerende goederen en kapitalen, en bepaalde diverse inkomsten.
Bovendien zijn rechtspersonen zonder winstoogmerk die behoren tot de private sector (vzw's, internationale vzw's en private stichtingen) onderworpen aan een jaarlijkse taks tot vergoeding der successierechten aan een tarief van 0,17% op de waarde van diens bezittingen (de zogenaamde patrimoniumtaks). Het wetsvoorstel voorziet nu in de toepassing van een progressief tarief, waarbij het hoogste tarief wordt vastgesteld op 0,45% op het deel van de bezittingen boven 500.000 EUR. Sommige belastingplichtigen zijn vrijgesteld van deze belasting, waaronder organismen in de gezondheidszorg en ziekenhuizen. Deze verhoging zou de oprichting van grote vzw’s of stichtingen kunnen ontmoedigen, hun maatschappelijke impact kunnen verminderen, en zou mogelijk kunnen leiden tot verplaatsingen van bestaande vzw’s en stichtingen naar landen met gunstiger belastingregimes.