Vanaf 1 juli 2015 wordt een nieuwe definitie gegeven aan het begrip leerling in de zin van de sociale zekerheid. De wens van de wetgever is te komen tot een uniformering van de verschillende regelingen van alternerend leren.
Nieuwe definitie van leerling*
Met leerling bedoelt men voortaan 'elke persoon die in het kader van een alternerende opleiding door een overeenkomst verbonden is met een werkgever.' Personen die gebonden zijn door een omscholingsovereenkomst of personen in opleiding in het kader van een arbeidsovereenkomst vallen niet onder deze definitie.
Wat verstaat men onder alternerende opleiding?
Vanaf 1 juli 2015 verstaat men onder alternerende opleiding elke situatie die aan de volgende 6 cumulatieve voorwaarden beantwoordt:
- de opleiding bestaat uit een deel dat uitgevoerd wordt op de werkvloer en een deel dat uitgevoerd wordt binnen of op initiatief en onder de verantwoordelijkheid van een onderwijs- of opleidingsinstelling; deze twee onderdelen beogen samen de uitvoering van één enkel opleidingsplan, zijn daarom op elkaar afgestemd en wisselen elkaar geregeld af;
- de opleiding leidt tot een beroepskwalificatie;
- het deel dat uitgevoerd wordt op de werkvloer voorziet op jaarbasis een gemiddelde arbeidsduur van minstens 20 uren per week, zonder rekening te houden met de feest- en vakantiedagen;
- het deel dat uitgevoerd wordt binnen of op initiatief en onder de verantwoordelijkheid van een onderwijs- of opleidingsinstelling, omvat op jaarbasis :
- minstens 240 lesuren voor de jongeren die onderworpen zijn aan de deeltijdse leerplicht;
- minstens 150 lesuren voor de jongeren die niet meer onderworpen zijn aan de leerplicht.Dit aantal uren kan worden berekend naar rato van de totale duur van de opleiding.
De lesuren waarvoor de leerling eventueel van een vrijstelling geniet, toegekend door de voormelde onderwijs- of opleidingsinstelling, zijn begrepen in de 240 of 150 uren.
- de beide delen van de opleiding worden uitgevoerd in het kader van en gedekt door één enkele overeenkomst waarbij de werkgever en de leerling betrokken partij zijn. De opleiding kan worden uitgevoerd in het kader van meerdere opeenvolgende overeenkomsten op voorwaarde dat:
- de minima van de opleidingsuren binnen de onderwijs- of opleidingsinstelling het aantal bedoeld in het punt hierboven bereiken;
- het volledige traject, bestaand uit verschillende opeenvolgende overeenkomsten, gegarandeerd en gecontroleerd wordt door de operator die verantwoordelijk is voor de opleiding.
- de overeenkomst voorziet een financiële bezoldiging voor de leerling die ten laste is van de werkgever en die beschouwd moet worden als een loon.
Verandert het statuut van de leerling ten opzichte van de RSZ?
Het antwoord is neen.
Het principe van de gedeeltelijke onderwerping aan de sociale zekerheid blijft voor de leerlingen behouden tot 31 december van het jaar waarin ze de leeftijd van 18 jaar bereiken.
Opgelet: de nieuwe leerovereenkomsten moeten vanaf 1 juli 2015 aan de 6 voornoemde voorwaarden voldoen voor de toepassing van het voordelige RSZ-statuut. Er zijn echter overgangsmaatregelen voorzien: de overeenkomsten voor alternerend leren die vóór 1 juli 2015 werden afgesloten, moeten niet aan de 'nieuwe voorwaarden' voldoen en blijven onderworpen aan de vroegere reglementering.
* Bron: Koninklijk besluit van 29 juni 2014 tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, B.S. 8 augustus 2014.