Het Sociaal Strafwetboek is gewijzigd door de wet van 29 februari 2016 tot aanvulling en wijziging van het Sociaal Strafwetboek en verscheidene bepalingen van sociaal strafrecht. De wet is verschenen in het Belgisch Staatsblad op 21 april 2016.
Voor externe preventiediensten en verantwoordelijken voor welzijnsbeleid in de onderneming lijsten we volgende aandachtspunten op.
1. Preventie van psychosociale risico’s
Sinds 1 september 2014 moet een werkgever rekening houden met nieuwe regels rond psychosociale risico’s. Niet alleen moeten nieuwe procedures zijn uitgewerkt in het arbeidsreglement, die de mogelijkheid bieden aan werknemers om problemen van psychosociale aard informeel of formeel aan te kaarten bij een vertrouwenspersoon of een preventieadviseur, maar ook moet u de preventie van psychosociale risico’s wezenlijk betrekken in het welzijnsbeleid (integreren in risicoanalyse, nemen van aangepaste individuele en collectieve welzijnsmaatregelen,…). Vele ondernemingen hebben ook hun welzijnsorganisatie aangepast aan de psychosociale risico’s door bv. een vertrouwenspersoon (ook al is dat niet verplicht) aan te stellen.
De werkgever die zijn welzijnsverplichtingen niet naleeft, kon weliswaar (in het algemeen) strafrechtelijk aansprakelijk gesteld worden (o.b.v. oud-artikel 128 Sociaal Strafwetboek), maar er waren geen specifieke bepalingen in het Sociaal Strafwetboek opgenomen wat betreft psychosociale risico’s.
Dat is nu veranderd door de nieuwe wet die een lange lijst van zeer specifieke, nieuwe inbreuken op de specifieke verplichtingen rond psychosociale risico’s opneemt. De wetgever heeft de nieuwe inbreuken en strafbepalingen tot in het detail omschreven, om zo het strafrechtelijk legaliteitsbeginsel na te leven. Door de duidelijke strafbaarstelling trekt de wetgever ook resoluut de kaart van een betere preventie van de psychosociale aspecten op het werk: iedereen wordt op deze manier duidelijk op de hoogte gebracht van welke strafbare gedragingen er bestaan, zodat iedereen ook weet waaraan hij zich moet houden.
U checkt dan ook best aan de hand van de lijst van de inbreuken en strafbepalingen of de nieuwe wetgeving rond psychosociale risico’s correct is ingevoerd in uw onderneming.
2. Aansprakelijkheid van externe preventiediensten
Bij het opstellen van het Sociaal Strafwetboek werd in geen enkele bepaling de inhoud van oud-artikel 81, 2° van de Welzijnswet hernomen dat sancties bevatte in geval personen die niet behoren tot het personeel van de werkgever de opdrachten die hen in toepassing van de Welzijnswet werden toevertrouwd, niet uitoefenen of in strijd met deze wet of de uitvoeringsbesluiten ervan uitoefenen.
Ingevolge de opheffing van dit artikel werd de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de verantwoordelijken van de externe preventiediensten niet geviseerd door het Sociaal Strafwetboek en bleef ten aanzien van de externe preventiediensten enkel nog een strafbaarstelling op basis van het gemeen strafrecht (bv. artikel 418-420 Strafwetboek: onopzettelijk doden / onopzettelijke slagen en verwondingen) over als optie.
Met de nieuwe wet wordt de inbreuk op een welzijnsrechtelijke bepaling door externe preventiediensten alsnog ingevoegd in het Sociaal Strafwetboek. Deze schending wordt bestraft met een sanctie van niveau 3 (hetzij een strafrechtelijke geldboete van 600 tot 6.000 EUR, hetzij een administratieve geldboete van 300 tot 3.000 EUR) of niveau 4 wanneer de inbreuk gezondheidsschade of een arbeidsongeval tot gevolg heeft gehad voor een werknemer (hetzij een gevangenisstraf van 6 maanden tot 3 jaar en/of een strafrechtelijke geldboete van 3.600 tot 36.000 EUR, hetzij een administratieve geldboete van 1.800 tot 18.000 EUR).
Of deze wetswijziging daadwerkelijk de deur heeft geopend naar meer aansprakelijkheidsvorderingen lastens de externe preventiediensten van de werkgever in het kader van een arbeidsongeval, zal de toekomst moeten uitwijzen. Eén ding is zeker: het argument dat een schending van de welzijnswet sinds de invoering van het Sociaal Strafwetboek geen misdrijf meer uitmaakt in hoofde van de externe preventiediensten houdt niet langer stand. Immers, op grond van artikel 127, 2° van het Sociaal Strafwetboek kunnen de externe preventiediensten en hun medewerkers rechtstreeks strafrechtelijk worden vervolgd.