07/04/10

Gewijzigde opzeggings-vergoeding bij ouderschapsverlof

Vanaf 10 januari 2010 gelden nieuwe regels voor de berekening van de opzeggingsvergoeding bij een verbreking van de arbeidsovereenkomst door de werkgever tijdens een vermindering van de arbeidsprestaties in het kader van ouderschapverlof.[1]

Voorheen werd de opzeggingstermijn in geval van ouderschapsverlof steeds berekend alsof de werknemer zijn arbeidsprestaties niet had verminderd, terwijl het met deze opzeggingstermijn corresponderend lopend loon werd berekend op grond van het deeltijds loon dat de werknemer voor de verminderde arbeidsprestaties ontving.

Op 22 oktober 2009 oordeelde het Europese Hof van Justitie evenwel dat deze gelijkschakeling van het lopend loon voor het bepalen van de opzeggingsvergoeding met het verminderde loon op het tijdstip van het ontslag in strijd is met de Europese richtlijn inzake ouderschapsverlof.[2]

De Belgische wetgeving werd in overeenstemming gebracht met deze rechtspraak en voorziet nu uitdrukkelijk dat in geval van verbreking van een werknemer in deeltijds ouderschapsverlof, onder “lopend loon” dient te worden verstaan het loon dat de werknemer krachtens zijn arbeidsovereenkomst zou hebben verdiend indien hij zijn arbeidsprestaties niet had verminderd.

Deze wijziging is enkel van toepassing in geval van een vermindering van de arbeidsprestaties in het kader van ouderschapsverlof en laat de regelingen inzake tijdskrediet of andere vormen van thematische verloven onverlet.

[1]Dit ingevolge de inwerkingtreding op dezelfde datum van artikel 90 van de wet van 30 december 2009 houdende diverse bepalingen, tot wijziging van artikel 105 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen.
[2]Richtlijn 96/34/EG van 3 juni 1996.

dotted_texture