Periodes van wachtdienst waarin een werknemer permanent bereikbaar moet zijn om een oproep van de werkgever te kunnen beantwoorden, maar waarbij de werknemer niet fysiek aanwezig moet zijn op de arbeidsplaats, zijn geen arbeidstijd in de zin van artikel 19 van de Arbeidswet.
In een arrest van 10 maart 2014 sprak het Hof van Cassatie zich uit over de vraag of periodes van wachtdienst, waarin een werknemer permanent bereikbaar moet zijn om een eventuele oproep van zijn werkgever te kunnen beantwoorden, maar waarbij de werknemer niet fysiek aanwezig moet zijn op de arbeidsplaats, arbeidstijd uitmaakt of niet.
Artikel 19 van de Arbeidswet definieert arbeidstijd als de tijd gedurende dewelke de werknemer ter beschikking staat van zijn werkgever. In de praktijk komt dit neer op de vraag of de werknemer al dan niet vrij is over zijn tijd te beschikken.
Het is niet altijd even duidelijk of wachtdiensten, waarbij de werknemer op of buiten de arbeidsplaats "van wacht" moet zijn om eventueel arbeidsprestaties te leveren voor de werkgever, deel uitmaken van de arbeidstijd.
In de zaak die aan het Arbeidshof te Brussel werd voorgelegd en waartegen vervolgens een voorziening in cassatie werd ingeleid, betrof het een medewerker van een ziekenhuis, die meedraaide in een systeem van permanente wachten. De werknemer moest in bepaalde periodes permanent beschikbaar zijn om een oproep van het ziekenhuis te kunnen beantwoorden. De werknemer mocht zich gedurende deze wachtdiensten niet te ver van het ziekenhuis bevinden, zodat hij bij een oproep zeer snel in het ziekenhuis zou zijn.
Om de vraag te beantwoorden of een wachtdienst deel uitmaakt van de arbeidstijd of niet, wordt een onderscheid gemaakt tussen wachtdiensten op de arbeidsplaats, waarbij bijvoorbeeld een dokter in het ziekenhuis blijft slapen maar niet per definitie arbeidsprestaties zal verrichten, en wachtdiensten buiten de arbeidsplaats, waarbij een dokter niet in het ziekenhuis moet blijven, maar bereikbaar moet zijn voor een oproep vanuit het ziekenhuis.
De rechtspraak, zowel op Europees als op Belgisch niveau, is het er inmiddels over eens dat er in het eerste geval sprake is van arbeidstijd omdat de werknemer werkelijk aanwezig moet zijn op de arbeidsplaats en dus niet vrij over zijn tijd kan beschikken. Het feit dat de werknemer gedurende bepaalde periodes waarin er geen "oproepen" zijn geen effectieve arbeidsprestaties levert, zorgt er niet voor dat deze wachttijd geen arbeidstijd is.
Over de tweede vorm van wachtdiensten, de zogenaamde stand-by of bereikbaarheidsdiensten, bestaat er meer discussie. Het merendeel van de rechtspraak en rechtsleer is van oordeel dat stand-bydiensten zonder verplichte aanwezigheid op de arbeidsplaats, geen arbeidstijd uitmaken.
Het Hof van Cassatie bevestigt met het arrest van 10 maart 2014 deze laatste stelling en stelt dat wachtdiensten waarbij de werknemer niet fysiek aanwezig moet zijn op de arbeidsplaats, geen deel uitmaken van de arbeidstijd in de zin van artikel 19 van de Arbeidswet. Het feit dat de werknemer binnen een bepaalde straal rond de arbeidsplaats moest blijven zodat hij bij een oproep snel ter plaatse kon zijn en dus wel beperkt werd in de vrijheid zijn tijd te besteden zoals hij dit zelf wou, is volgens het Hof van Cassatie geen criterium om de wachtdienst toch als arbeidstijd te erkennen.
Dat een dergelijke wachtdienst geen arbeidstijd is, betekent echter niet dat de werknemer niet verloond mag of moet worden voor deze wachtdienst. Het is zeer gebruikelijk om zogenaamde wachtvergoedingen toe te kennen. In een heel aantal sectoren waar dergelijke stand-bydiensten geregeld voorkomen, is dit zelfs verplicht op basis van een collectieve arbeidsovereenkomst.
Wordt één van uw werknemers in een systeem van wacht ook effectief opgeroepen om arbeidsprestaties te leveren, dan worden deze prestaties uiteraard wel als arbeidstijd beschouwd.